H. Mayer
aan
E. du Perron
[Den Haag], 9 november 1938
9 November 38
Beste Eddy,
De twee fotos die je op 10 October j.l. bestelde worden heden per landmail aan je afgezonden. De prijs zal je erg meevallen. Ik heb de stadia van je ziekte e herste met begrijpelijk belangstelling gevolgd. Het doet mij heel veel genoegen dat je, tenminste volgens de berichten die ik van de vrienden ontving, weer beter bent. Naar ik hoop zal je je nu heelmaal beter gaan gevoelen. Wat doe je tegenwoordig, en hoe maken Bep en de kleine het?
I
k ben op 28 October op huwelijksreis gegaan naar Parijs, daar zeven dagen doorgebracht en toen in Brussel Greshoff en Van Nijlen opgezocht. De eerste werkte hard, de tweede minder maar kan ook nog slecht zien, de stakker is God beter’t naar het Palais de Justice verplaatst, waar hij met een aantal lotgenoten (die even weinig uitvoeren als hij) in een zaal moet zitten waar het tocht en waar men elkaar op de vingers kijkt. Maar hj ziet er goed uit en drinkt witte wijn en geen bier meer.
Ann is niet fotogeniek vandaar dat er nog geen kiek is want een leelijke willen wij niet hebben.
De heer Zentgraaff zal wel bezig zijn, een dossiertje over je te verzamelen, maar hij zal niet veel vinden.
Je vroeg indertijd naar de mémoires van D.v.H., ik heb je er maar een gezonden, er zijn er nog genoeg. Maar waarom zou je die willen herdrukken of vertalen, zou er zooveel belangstelling voor zijn? Het boek zelf is vrij, maar niet de inleiding van den kleinzoon, want die man is nog geen 50 jaar dood, maar je kunt het vrij vertalen.
Laat eens een woordje van je hooren, en geloof mij met hartelijke groeten, steeds
Doorslag: Literatuurmuseum, Den Haag