H. Mayer
aan
E. du Perron
[Den Haag], 18 juli 1932
18 Juli 32
Beste Eddy,
Ik heb die Multatuli laten komen, en mooi is het niet. De vorige bezitster, de zangeres Anna Kappel, heeft het werk blijkbaar naar waarde geschat. Wil je het toch hebben? Een tweede aanbieding heb ik niet gekregen, het schijnt dus dun gezaaid.
Ntuurlijk zal ik als er een gaatje is de Sterne voor je verkoopen, maar reken er in Godsnaam niet op om b.v. je hotelrekening ervan te betalen want dan konden ze je bagage wel een shouden.
Jan gaat onderdag weer naar Brussel, hij heeft gisteren de radio gelijmd met van Elsschot en de gelegenheid waar genomen Timmermans radicaal af te maken. Het was moppig dat op hetzelfde oogenblik een zekere mijnheer Bierens in Huizen de aethergolf in beweging zette om den lof van Timmermans en Lier te verkondigen. Jammer dat je ze niet samen tegelijk kon hooren, dat zou een aardige literaire cacaphonie geweest zijn.
Het kunstzijden meisje wordt gezonden, hoe ik het moet boeken mag de hemel weten, het mag niet op je rekening en niet op je naam. Ik zal het maar op mijn eigen rekening zetten, dan krijg ik die paar gulden wel eens van je.
Veel genoegen in de Ardennen en mooi weer. Ik ga a.s. Zondag voor drie weken weg, ik zal je zoo nu en dan wel eens een kaartje schrijven waar ik zit. Gisteren was ik bij den ouden heer Beversen, die al een veertien dagen aan zijn kamer gekluisterd is, koorts en bloedarmoede. De dokter wil hem naar een badplaats in Duitschland hebben maar hij wil er niet aan omdat hij zeker weet dat hij met de menschen ruzie zal krijgen. Ik wist niet dat hij zoo’n mooie bibliotheek had.
Hartelijke groeten
Doorslag: Literatuurmuseum, Den Haag