E. du Perron
aan
M. ter Braak
Bergen, 11 april 1940Ga naar voetnoot1.
Bergen, 11 April '40
('s middags)
Beste Menno,
Na mijn 2 briefkaarten van vanmorgen heb ik de zaak nog wat meer bestudeerd en het gevolg is dat ik je de proeven terug stuur met mijn krabbels erop. Ik weiger me met de zaak in te laten, ook wil ik geen inleiding schrijven voor het proza, als de boel zóó uitgegeven wordt. Ik vind dit een aanfluiting v/d Sl-commissie, dit gepruts van den heer L., die zoo'n beetje als novellist of romancier met Sl.'s gedichten omspringt. Zijn teksten zijn zeer goed, - zèlfs zijn verbeteringen, daar blijf ik bij en daarvoor hulde. Maar de ‘démon mesquin’ van de klassificatie heeft hem verder bepaald meegesleurd. Zijn indeeling is kwajongensachtig èn pedant tegelijk, in één woord mallootig.
Wil je dit aan de Commissie doorsturen, best.Ga naar voetnoot2. Kan je zelf een beslissing nemen, ook goed. Maar ik doe niets meer, als ik geen plein pouvoir krijg, van de Comm. en van Nijgh & V. Ditmar om de heele ordening te herzien en te ontlekkerkerkeren.
Excuseer dit briefje, dat ik alleen tot dit onderwerp beperk. Als je de proeven met mijn aant. hebt doorgezien, zal je duidelijker worden wat ik precies bedoel.
Hartelijke groeten,
je E.