E. du Perron
aan
R. Nieuwenhuys
Tjitjoeroeg, 16 juni 1937
Tjitjoeroeg, 16 Juni.
Geachte Heer Nieuwenhuys,
Ditmaal kan ik u misschien beter inlichten. Tjitrap - i/h Buitenzorgse, (eig. Tjiteureup) - u kunt daar de geschiedenis (hoewel met foute details) van vinden in Oud-Indische Landhuizen door V.I. van de Wall - heeft inderdaad aan mijn familie toebehoord, een tijdlang. Mijn oom Louis (de L.H. du P. dien u bedoelt), oudere broer van mijn vader, heeft daar eenigen tijd administrateur van gespeeld, meen ik (niet lang). Maar mijn vader, Ch. E. du Perron, was ook landheer, later van kampoeng Melajoe (Mr. Cornelis), maar daarvóór - in den tijd van Daum - van Villa Nova, op den weg naar Buitenzorg (iets verder dan Bidara Tjina, geloof ik).
U hebt dus de keus tusschen twee landheeren du P: Ch. E. (mijn vader) en L.H. (mijn oom). Beiden kunnen vriend van Daum zijn geweest; ik weet dat mijn vader stukken schreef in het Bat. Nwsbl. tegen zijn zwager den ass. resident Couperus (John, broer van Louis C.)Ga naar voetnoot1., wat wel wijst op eenige ‘compliciteit’ met den hoofdredacteurGa naar voetnoot2.. Ik herinner mij niet mijn vader over zijn vriendschap met Daum te hebben hooren spreken, maar dat zegt niets, want de naam Daum zelf zei mij in dien tijd niet veel.
Met mijn beste wenschen voor uw werk en vriendelijke groeten, gaarne uw dw.
EduPerron