E. du Perron
aan
J. Greshoff
Den Haag, 25 februari 1940
Den Haag, 25 Febr. '40.
Beste Jan,
Gebruik makend van dezen Zondag schrijf ik je. Je allerhartelijkste brief kreeg ik nu alweer een paar dagen geleden; ik had toen direct willen antwoorden, maar de stapels drukproeven die binnenliepen verstikten elk élan. Gisteravond nog stuurde ik een heel pak nr Maastricht van De Bewijzen uit het Pak v. Sjaalman, dat bij Sander uitkomt. Bij ‘Contact’, Amsterdam, komt nog eerder uit: Multatuli en de Luizen, een brochure waarin ik Multatuli's schoondochter antwoord, maar in haar de heele burgerpeeër-fussoenskliek van Nederland. Verder komt er wschl. een boekske van me uit bij de Vr. Bladen, over Willem v. Hogendorp (vader van Gijsbert Karel en Dirk, de driftige schoonzoon uit Schand. in H., je weet wel!) met authentieke brieven van denzelven aan Diderot, met wien hij ruzie krijgt, en aan Marmontel, - en met de antwoorden erbij. Voor Elsevier's schreef ik een groot stuk (op bestelling) over hoe Mult. eruit zag: ‘Muit. par ceux qui l'ont vu’ met àl zijn portretten erbij, ten getale van 12. Verder bestelde de Slauerhoff-commissie de inleiding bij mij voor Sl.'s Proza. Dan is het Scheepsjournaal van Arthur Ducroo, indertijd door jou afgekeurd, op het punt van verschijnen, bij Veen; ik krijg daar f 120. voor, - voor ons niet te versmaden; - ik werkte er nog wat aan en kan het maar niet zoo beroerd vinden als jij. Maar natuurlijk, dit alles is ‘bijwerk’! Ik geef verder nog een in 't hollandsch geschreven roman uit van een Javaansche mevrouw, Buiten het Gareel, door Soewarsih Djojopoespito, bij De Haan, uitg. van Beb Vuyk; met inleiding en vmdl. naschrift van het Edje. Maar mijn hoofdwerk is en blijft het Hogendorp-archief, waar ik dagelijks uren lees en ‘aanteeken’, soms tot ik er suf en duizelig en slaperig van ben, maar waar ik maar niet echt opschiet, omdat het zoo'n ongelooflijk rijk archief is, quasi-onuitputtelijk. Dat is dan misschien wel heerlijk voor later, maar ondertusschen is het niet zoo leuk. Ik heb Van Rantwijk nu beloofd dat hij in ieder geval een paar hfdstn. van me zal hebben zoodra hij plaats heeft (in Juni of Juli, geloof ik)Ga naar voetnoot1.; dat kan best, en aan-gezien dit verhaal uit ‘aparte’ stukken bestaat, riskeert G.N. niets. Bovendien kan ik natuurlijk met schrijven enorm opschieten, als ik de buit v/h Archief binnen heb.
Wij gaan 15 Maart in ieder geval van hier, naar Bergen. Maar een huis dat ons echt bevalt, hebben we daar nog niet. Voorloopig gaat het dus weer bij juffr. Meuter; waar ik mijn boeken niet kan uitpakken (te klein). Van gaan naar Kaapstad komt niets, na de berichten die we van jullie kregen; we hebben het geld daar niet voor, en als je bovendien dààr niets erbij verdienen kunt, is de zaak al gauw beslist. Hier verdienen we tenminste nog ièts. Bep vertaalt Staline van Souwarine, en ik kijk de vertaling na, maar dit is een geheim, want voor mijn naam wordt door den pingelsmous Querido betaald, dus diè zal erop staan! (het heele grapje is bedoeld als pendant van Menno's Rauschning).Ga naar voetnoot2. Ik ben zeker niet klaar op 't Archief als we op 15 Maart van hier gaan, maar dat is nu eenmaal noodig, want zooals nu is het ons te duur. Wschl. ga ik dus over een tijdje alleen naar Den Haag terug, om nog meer op te graven.
Verder wil ‘Contact’ dat ik Le Rouge et le Noir zal vertalen, iets wat ik toch ook niet met goed fatsoen weigeren kan, na zooveel voor Multatuli te hebben gedaan vooral, want als ik Stendhal voor deze nederl. vertaling in den steek laat, wie verdietscht hem dàn? Dus dat komt erbij; maar ik begin pas in April en heb een jaar tijd gevraagd. Het mooiste van dit alles is, dat je eigenlijk niets doet zonder het verlammende gevoel van: komt het nog wel uit? en à quoi bon? want het edele heir van Germannje staat, zegt men, klaar voor een bezoek in Maart. Eigenlijk is een groot deel van het halfbezeten werken dat ik doe, een soort vrijwillig abrutissement, om me maar geen volledig rekenschap te geven van de rotzooi waarin we leven. En dan deze schaapskooi Holland daarin! Het schijnt toch dat ‘we’ de Grebbelinie prachtig versterkt hebben; om van de waterlinie nog te zwijgen. Ja, maar spionnen bij de vleet! En dan: het heerlijke bombardeeren dat ze achter die linies kunnen doen, speciaal op de burgerij, en tegen een luchtafweergeschut dat eenvoudig niet bestaat... Ik schrijf je dus hoopen plannen, maar als dit de laatste brief was die je van ons kreeg (het is over 4 dagen Maart), zou dat niets verwonderlijks hebben.
Wij zien hier, in Den Haag, de Van Eycks weleens, en ook Jacques en Claartje.Ga naar voetnoot3. Van Eyck is een alleraardigste man, maar er is een onoplosbaar misverstand: hij neemt zichzelf als schrijver en dichter au sérieux, voelt zich eig. mijlen verheven boven zulke... tenslotte maar begaafde-letterkundigen-in-het-journalistieke-genre als Menno en ik; en als ik hem nu eens precies ging uitleggen hoe volkomen onleesbaar ik zijn proza en hoe onbenullig ik zijn poëzie vind, ja, wat zou er dàn nog te praten vallen? Het is gek, maar zoo'n omgang boven een leugen lukt toch lekker niet. Dat Menno, ook als ‘kunstenaar’, hem 3 × uitpoept, is voor Van Eyck volmaakt onbegrijpelijk, en helaas is het toch zoo! Hij stuurde je Herwaarts, dat voor zijn doen een goede bundel moet zijn - er staan, geloof ik wel 6 dragelijke verzen in, hoewel 4 daarvan weer erg ‘kleintjes’ - en hij verwondert zich erover dat hij niets van je hoort. Doe dus je best en schrijf hem, want het is toch werkelijk een bovenste brave, een door-en-door goed mensch, hoewel een beetje professoraal querulanterig = eigenwijs-gelijkhebberig over 1001 vlooitjes van het weten, vrees ik (als je hem beter kent). Ik schreef voor 't Bat. Nwsbl. een volkomen komisch stuk over zijn Hermingard-uitgave en ben benieuwd hoe hij dat pruimt. Hij loopt nl. ook rond met de typische illuzie der miskenden dat hij alles het eerst en het best gezegd heeft: hij heeft het eerst ernstig over Marsman, Slauerhoff en EngelmanGa naar voetnoot5. geschreven, enz. - die lieden zijn ook altijd voortgegaan hem om raad te vragen; degenen waar hij niet over schreef, zijn dat eig. ook niet waard, enz. In deze opzichten lijkt hij een beetje op Van Wessem, zonder wien Slauerhoff eig. ook niet bestaan zou hebben, zooals je weet. Maar summa summarum, ik vind hem te echt en te aardig om werkelijk eens principieel op dit alles in te gaan. Schrijf hem toch vooral iets aardigs over Herwaarts.
Ja, die bloemlezing van je was een prul. Achteraf hoor ik trouwens dat hij vnl. op jouw orders door Lekkerkerker en Dubois in elkaar is gezet. Of is dat ook een legende? - Catrijntje AfrikaGa naar voetnoot7. daarentegen is alleraardigst. Bep, Jany, Menno en iedereen die ik er verder over sprak (dwz. de echte ‘jongeren’) hebben ervan genoten. Hier en daar iets te nadrukkelijk in het grappige, dwz. insisteerend op een leutige opmerking, maar als geheel zéér goed. Ga hier vooral mee door; je hebt hier een prachtige weg ingeslagen en als je zoo verder gaat, schrijf je misschien je allerbeste boek zonder dat speciaal te beseffen. Zooals het ook behoort.
Ach, Gistoux! (ik antwoord nu op je briefconversatie) had ik dat - mèt wat geld - kunnen behouden! Wat hadden we 't daar prettig kunnen inrichten, zonder mevrouwen Van Gogh,Ga naar voetnoot8. en zonder mijn Mama! Dan had je misschien ook niet naar Afrika hoeven te gaan, en ik niet naar Indië.
Ik heb je, na je eerste klacht, onmiddellijk een ex. gebonden Sch. in Holl. laten sturen, op je verzoek via De Bussy. Dat moet je nu dus al hebben. Kreeg Jan jr. het ex. nog dat ik hem zelf zond?
Vraag niet te veel voor G.N., want Rantwijk jammert dat het tijdschr. eig. al voor 2 jaar propvol is! Ik zal zorgen voor, in ieder geval, een paar hfdstn. Dirk. Bep wil in principe graag, maar heeft de juiste draai nr de literatuur nog niet teruggevonden.Ga naar voetnoot9. - Ik zal Jacques eens vragen of hij je brieven kreeg en waarom hij niet terugschrijft, maar van Van Eyck krijg je zeker omstandig bericht als jij op Herwaarts reageert; hij verlangt er, geloof ik, zeer naar. - Waarom Chevasson bij de N.R.F. weg is, weet ik ook niet; ik hoor trouwens niets v. Parijs.
Zend mij vooral wat van je schrijverij in Z.-Afrik. periodieken, niet alleen over mijzelf, maar ook over Menno en alle andere jongere en niet-meer-jongere en reeds oudere Nederlanders. Dat interesseert me erg! Bat. Nwsbl. krijg ik zelf zoo maar eens bij toeval; ik heb nu geschreven dat het zoo niet kon doorgaan en verwacht daar wel eenig resultaat van, maar niet veel. Ik zal iemand in Indië moeten schrijven, dat hij een collectie voor me aanlegt en, buiten de krant om, ervoor zorgt dat ik die krijg. Over jou schreef ik nog niet, maar Steenen voor Brood las ik met zeer veel plezier (het meeste kende ik al). Vooral de korte notities voorin, het ‘blocnote klein formaat’ vond ik boeiend. Voor mijn blocnote kl. form. kan ik intusschen maar geen uitgever vindenGa naar voetnoot10. en je zult zien dat ik eindigen zal met te mokken als Van Wessem.
Nu, tot de volgende keer, als we dan nog bestaan. Bep doet hier een blzij bijGa naar voetnoot11.; meer gaat niet vanwege de zwaarte. Heel veel hartelijks voor jullie allen van je
E.