E. du Perron
aan
G. Stuiveling
Den Haag, 16 februari 1940
Den Haag, 16 Febr. '40.
Waarde Heer Stuiveling,
Dank voor Simon Gorter.Ga naar voetnoot1. En toe, nòg veel meer! Ik zal dit, samen met Vosmaer-Kloos en zelfs Vosmaer-Perk, bespreken voor 't Bat. Nwsbl. Die bespr. in de N.R.C. was toeval, omdat Korteweg mij opeens dat ex. zond. Vindt u dat ik Kloos genoeg gespaard heb?Ga naar voetnoot* Wat doet u eig. op 't oogenblik met de 3 hss. Perk? Hoewel de ‘natuurlijkheid’ waarom u zegt ze niet te zullen uitgeven mij allesbehalve begrijpelijk voorkomt, mag ik geen oordeel hebben voor ik weet waar u ze dàn voor bestudeert. Als het is om de Perk van Kloos uit te geven met achterin een prachtige lijst van varianten volgens hs. A, B, C, is dat alleen van eminent wetenschappelijk belang voor een paar ingekankerde bibliotheekratten; de normale lettré leest van die varianten geen tien regels. Maar wat u niet doet, doet Van Eyck dan misschien nog? want ik meen dat het vroeger een wensch van hem was om nog eens de meest-waarschijnlijke Perk van Perk wereldkundig te maken, in de meest-waarschijnlijke volgorde en zoo. En ik moet zeggen, vooral sinds ik de door u gepubliceerde correspondenties las (want vroeger kon het me geen haar schelen), dat dit de eenige uitgave is, die ik met werkelijke belangstelling lezen zou. Maar misschien is al wat ik u hier zeg onzin, voor iemand die de 3 hss. open vóór zich heeft.
In ieder geval: uw aesthaetische bewondering voor de Perk van Kloos lijkt mij geen serieus beletsel. U kunt dit boek uitgeven, al jubelend dat dat toch de eenige mooie en Nederland waardige dichter Perk blijft. Ik meen toch ook niet met De Man van Lebak enz. afbreuk te hebben gedaan aan den Havelaar, noch aan schoonheid noch aan waarheid ervan.
Maar dit alles is maar voorloopig gepraat natuurlijk; eerst moet ik weten wat u zich wèl voorneemt te doen.
Jammer dat Van Suchtelen niet durft. Misschien vinden we nog weleens een ander, als de tijden wat minder onrustbarend zijn. Die boekhandelaarswinsten zijn so wie so een ellende, maar die beletten toch niet dat de eene complete (of nagenoeg complete) Vondel-uitgave na de andere verschijnt. Dezelfde W.B. durft wèl een kanjer van een Vondel-uitgave aan. Waarom dan niet één definitieve uitgave van Multatuli? - Misschien moeten we probeeren met een uitgever die eerst met een intekenlijst werkt. Kunt u Van S. dat niet nog eens voorstellen?
Ik heb uw verzen nu alle gelezen, uw Erasmus rustig herlezen (en zeer geboeid). Eerstdaags schrijfik mijn stuk erover voor 't B.N; het is alleen vervelend dat ik haast tegelijk daarmee over uw brievenedities moet schrijven, en ik geloof dat ik de verzen toch maar laat voorgaan. Thuisreis vind ook ik uw poëtisch meesterwerk. Uw Vondel is voor mij voor 9/10 ongenietbaar; uw vertalingen laten mij koud, maar dat doen vertalingen mij meestal. In Zeeschuim, Springvloed en Golfslag vind ik echter nog een paar zeer appreciabele verzen; hoewel niets, als geheel, mij zoo inneemt als Thuisreis. Als geheel vind ik uw bundel Tegen de Stroom trouwens 2 × zoo goed als Elementen. Ik zal probeeren al het voor en tegen, dat ik bij uw verzen in me voel opkomen, menschwaardig in mijn rapport te zetten. Misschien zal mijn artikel u dan nòg een amusement bezorgen, maar zoo gaat het nu eenmaal in het Letterkundig Leven en onder de Dienaren in het Rijk der Gedachte. Wat ik het meest tegen u heb, is een soort uiterlijke vaardigheid, een soort reëele redenaarskunst-op-rijm, die u voorwaar met Beversluis gemeen hebt. Maar als u dat niet hebt, bent u 6 × beter dan B. en uw Erasmus vind ik in menig opzicht zeer gelukkig, in de keuze van de momenten èn in wat de diverse personages zeggen, en juist vaak heel sober en beheerscht. Enfin, dit is maar een vóórschetsje.
Tot zoover voor vandaag. Het Van Hogendorp-archief lijkt mij dagelijks rijker en, helaas, onuitputtelijker, maar ik zwoeg, ik zwoeg, tegen barre sneeuwval en halfverwarmde zalen op! Met vriendelijke groeten, uw
EduPerron
P.S. - Het speet mij dat in uw Erasmus niet een scène met Ulrich von HuttenGa naar voetnoot5. voorkwam. Uw oplossing van dat contrast had ik, in dit ensemble, graag bijgewoond. - Verder moet ik u vragen waarom u zoo kwistig strooit met die leelijke apostrophes, terwijl iedere H.B.S. er weet dat een toonlooze e samenvalt met de klinker die volgt. Het geeft sommige verzen een brokkelig aanzien, en voor welk soort lezers wordt dit offer gebracht? Het doet denken aan hiaten, waar er juist geen zijn!