E. du Perron
aan
D. de Vries
Den Haag, 11 februari 1940
Den Haag, 11 Febr. '40.
Beste De Vries,
Dank voor je brief en de uitnemende correctie en verdere verzorging van de maleische Saïdjah, waarvan ik de overdrukken en het honorarium gisteren ontving. Wat wordt men goed behandeld bij 't Bat. Gen. - als je die keurige overdrukjes vergelijkt met de slordige losse caternen van Gr. Ned. bijv.! Ik zal het stuk als bijlage opnemen in mijn Pak van Sjaalman, maar bekort en zonder die vertaling in de ‘beverige hand’ erbij, die inderdaad van Wiersma is. Dit bleek mij later uit een briefwisseling tusschen Mimi en een malaïcus, in een apart envelopje dat ik ook nog in het M.-M. vond.Ga naar voetnoot2.
Je stuk in K. en O. las ik. Heel aardig, en ik denk dat Mult. inderdaad op Sumatra's Westkust aan zijn ‘grondtekst’ gekomen is (wschl. toen hij in de kampong leefde, bij Padang), maar of hij zijn gedicht ook toen geschreven heeft, weet ik niet. Hij zegt ergens - of Mimi vertelt het - dat hij het lied van Saïdjah gedicht heeft voor Ottilie Cos,Ga naar voetnoot4. maar of het in 't maleisch was (dat kàn: hij noemde haar ‘loe-tjoe-koe’. mijn aardigje) of in het hollandsch, en of misschien het andere gedicht bedoeld wordt (‘ik weet niet waar ik sterven zal’) blijkt niet. Ik zal 't nog eens voor je opzoeken, als 't je interesseert. Maar in ieder geval is je hypothese over de oepi's poëtisch en intelligent; dus eig. wil ik het maar zoo lang mogelijk zoo laten, ook als het niet zoo mocht blijken te zijn.Ga naar voetnoot5.
Ik schreef - op bestelling, min of meer - voor Elsevier's een art. over hoe Mult. eruit zag; met de volledige portrettenreeks erbij en hoopen getuigenissen van de menschen die hem zagen, als tekst ernaast. Niet onaardig, lijkt me. Maar zal 't nog verschijnen? Iedereen verwacht nu een aanval in 't voorjaar. Het schijnt dat Duitschl. er treurig aan toe is en dat ze geen andere kans meer hebben dan deze, - maar 't kan zijn dat ze België eerst aanvallen, om ons later op te slokken, als ze 't winnen, waar ook weer niemand aan gelooft. Sinds het sovjet-leger een sof blijkt te zijn,Ga naar voetnoot6. is het moreel van Engeland-Frankrijk zeer gestegen. Maar we zullen nog wel andere verrassingen beleven in 1940.
Ondertusschen sjouw je dan maar weer voort. Ter Braak zei me laatst dat hij niet in staat was iets anders dan krantenwerk te doen in dezen tijd. Hij heeft allang een roman in zijn hoofd,Ga naar voetnoot7. maar kan die eerst beginnen met een andere horizon vóór hem. Ik ga ijverig door op 't R.A. Dirk te bestudeeren, hoewel dat archief me onuitputtelijk lijkt. En dan zijn daar de vele bestellingen: zoo wil de Slauerhoff-commissie bv. dat ik de inleiding schrijf voor het proza (Marsman deed het voor de poëzie), en weigeren gaat in 't gegeven geval zeker niet. Zoo houd je je bezig met de illuzie dat het allemaal nog wel voor elkaar komt, terwijl je misschien over een maand met vrouw en kind aan flarden ligt.
Ik werk ook werkelijk om niet aan den ‘toestand van Europa’ te moeten denken. Dat is nog het nuttigst, in ieder opzicht; ook als afleiding-op-zichzelf het meest probate bedoel ik.
Wat in 't B.N. van me verschijnt, komt zoo langzaam en ongeregeld tot me terug, dat ik ieder overzicht erop verloren heb. Zou je niet een lijstje voor me willen maken van wat er alzoo verscheen (vanaf Beb Vuyk) met de datum er telkens bij?Ga naar voetnoot8. Dan kan ik ‘nabestellen’ wat wegbleef!
Het beste met jullie, ook de kleine meid. Ik hoor, hoop ik, nog van je. Adresseer Sportlaan 125, want 15 Maart gaan we zeker van hier weg; het wordt te duur.
Hartelijk gegroet door je
EduP.
P.S. O ja, die Slauerhoff-deelen komen dit jaar uit: 2 dln. poëzie in 't voorjaar en 3 dln. proza in de herfst.Ga naar voetnoot9. Altijd als we dan nog bestaan! De ‘mannen van tachtig’ werkten goddomy in een prettiger sfeer...