E. du Perron
aan
C. de Hart
Den Haag, 2 januari 1940
Den Haag, 2 Jan. '39.
Geachte Heer De Hart,
Gisteren, 1 Jan.'40, het boek van mevr. Post v.L. uitgelezen. Hoewel ik haar objectief op een paar punten nog steeds gelijk moet geven, o.a. dat aan Edu wel degelijk onrecht is gedaan door de gedeeltelijke publicaties van dr. Pée, die inderdaad alleen alles naar voren gebracht heeft wat tegen dezen Edu getuigde, vind ik deze schoondochter, nu ik alles gelezen heb, een zoo ignobel wijf, dat ik nu vast besloten ben haar, zoo weduwe als ze dan is, te antwoorden. Ze zal plezier van haar ‘waardig antwoord’ beleven!
Jammer daarom dat zoovele dokumenten nu in dien kelder zitten. Van Edu's brieven uit Saronno zou ik ontzettend graag de origineelen zien. Kùnt u mij die niet bezorgen?
Wat is bovendien, in het Jaarverslag 1930, dat u mij toezendt, dat ‘geheim-pakket’ (zie blz. 5), door mr. Van Hall aan het M.M. gegeven, dat eerst na Edu's dood moest worden geopend en ‘zeer onbelangrijk’ bleek te zijn?Ga naar voetnoot1. Is dat werkelijk zoo onbelangrijk?
In tegenstelling met dr. Pée wensch ik Multatuli's zoon allerminst coûte que coûte verder te ‘bezwaren’. Ik ben geneigd alles naar voren te brengen wat voor hem pleit. Tenslotte wensch ik ook geen dupe te zijn van de voor hem onvoordeelige omstandigheid dat hij zóó'n wijf tot vrouw had, en nu door hààr verdedigd moet worden! 't Zal je, als lijk, overkomen!
Met hartelijke groeten uw
EduP.