E. du Perron
aan
Soejitno Mangoenkoesoemo
Den Haag, 22 december 1939
Den Haag, 22 Dec. '39.
Beste Jit,
Allereerst van harte, en ook namens Bep, gelukgewenscht met het verkrijgen van je mr.-titel. Wij waren allebei wel erg blij, gisteren, toen een brief van Koch het ons meldde en ik begrijp alleen niet waarom je het ons zelf niet dadelijk schreef Is dat omdat ik nog steeds niet antwoordde op je brief met dat artikel erin? Dat was inderdaad heel slecht - zóó voorzichtig hoef je zoo'n knul nu niet te antwoorden! - dus ik was het volkomen met Tis eens en heb het, zooals je me vroeg, in de prullemand gedeponeerd. Laat je overigens toch vooral niet weerhouden mij te schrijven, ook als ik niet direct antwoord. Jij hebt meer tijd dan ik. Bep en ik hebben het nu krankzinnig druk, want bij al het andere werk komt nu ook de vertaling van een dik boek van Souwarine voor Querido. Ik weet gewoon niet waar ik den tijd vandaan moet halen, doe alles even gejaagd en lijd weer stevig aan slapeloosheid. Bep helpt me met veel, maar is zelf nog steeds niet heelemaal de oude. Alijntje is zijn amandelen nu kwijt en knapt weer op. Dat is alles, wat ‘familiebericht’ betreft. En dat ik geen visum heb gekregen voor Parijs. Dus werk, werk, werk! Zoolang ik in Den Haag zit, zal dat zoo doorgaan. Gaan we eindelijk ergens wonen, dan hoop ik dat het wat rustiger word. Misschien in Bergen weer.
Schrijf mij altijd naar: fam. Batten, Sportlaan 125, Den Haag. Dat adres is vast. Hier zijn we wschl. over een maand weer weg.
Nu, om dan terug te komen op 't begin van mijn brief: gegeven de misselijkheid over diploma's etc., is het heerlijk dat je nu dien titel hèbt. Nu kan je erop gaan ‘zitten’, als je er verder niets mee ‘doen’ wilt, maar je hebt de vijanden één argument uit de hand geslagen. Koch is in de wolken dat je nu ook redacteur v. K. en O.Ga naar voetnoot1. bent. Mèt Gondo? Laat hij er ook in, als redacteur liefst; dus 3 Indonesiërs met Soebardja.
Gek, van Nining en Karim kregen we geen stukje brief sinds we in Europa zijn; toch schreef Bep al, van boord en later nogmaals. Ik zal nu gauw ook schrijven. Maar waarom dit zwijgen van hun kant? Ik denk dan altijd aan ‘boos’!
Van Tjitjih en Gondo onlangs weer een lange brief. Wil je hun bedanken en zeggen dat ik antwoord, zoodra ik bericht van Querido heb over den roman. Dat heb ik over een week wel. Neemt Q. het boek niet, dan moet ik elders zoeken; maar het zou prachtig zijn als hij 't nam, want hij is een uitstekend uitgever, hoewel verder in optima forma een Jood, iets wat ik nu weer gemerkt heb met die vertaling.
Ik las met belangstelling je stuk tegen WalravenGa naar voetnoot2. en vind het op zichzelf een uitstekend artikel; jammer alleen dat het uitgerekend die toch werkelijk brave Walraven is, tegen wien je je eerste stuk keert. Hij begrijpt den Indonesiër niet, dat heb je voortreffelijk aangetoond, maar als iedereen den Indonesiër nog zóó'n goed hart toedroeg als hij, was de kolonie een paradijs. Wat zich in hem tegen ‘inlandsche zeden’ verzet, is de onuitroeibare totok, en tòch is hij een van de allergeschiktsten onder de ‘Indischmannen’. Dit alles wil niet zeggen natuurlijk, dat je hem dus maar wat moet laten zwammen; maar je hebt hem wel zeer scherp geprikt, hier en daar; en het was ook beter geweest dan maar die passage over ongepoetst koper weg te laten, meenen zoowel Bep als ik, al begrijpen we dat dit weer je eerlijkheid is en dat je Walraven hebt willen doen begrijpen dat je ook nog altijd dàt tegen hem hebt. Nu, als hij dat niet begrepen heeft, - en zelfs wat je zegt over zijn ‘zondeval’, - is hij 10 × dommer dan hij is, dus ik ben benieuwd hoe hij hierop reageert. Het zou mij toch spijten als door deze polemiek òf W. òf jij meteen in een valsche verhouding tot K. en O. als ‘team’ kwam te staan, en daar is groote kans op, na zoo'n uiteenzetting, zooals wij gezien hebben indertijd met Koets en Koch. Misschien had je (voor K. en O.) beter gedaan je algemeen betoog in het publiek te doen, en aan W. ‘ter toelichting en aanvulling’ daarop een partikuliere brief te zenden met de meer persoonlijke grieven. Maar soedah, de zaak is nu gedaan, en hij weet nu dat je hem zijn onhebbelijke opmerkingen in de TjiwaringinlaanGa naar voetnoot4. niet hebt kwijtgescholden.
Mij schrijft hij aardige lange brieven - te lang dan dat ik er ooit behoorlijk op kan antwoorden, helaas - en de manier waarop hij ‘ad interim’ voor me opkwam in K. en O. was toch alleraardigst en is ook door mijn vrienden hier bizonder geapprecieerd.Ga naar voetnoot5.
Ik pen nu weer aan mijn stuk over Bousquet, waarvan Koch je nu misschien het begin al te lezen gaf. Ik vind dezen man onuitputtelijk, omdat hij tenminste in klare taal zijn V.C.-ers-‘idealisme’ uitspreekt en niet in DalmeyersGa naar voetnoot6.-deftigheden als Colijn en Meyer Ranneft en dezulken, ‘geleerde politieke denkers’. Ik heb altijd een idee dat ze me met hun ‘stijl’ al zitten te bedotten, die lui. Probeer van Koch gedaan te krijgen dat hij mijn stuk over Bousquet in twee, desnoods in drie, keer plaatst, al is het dan wat lang. Hierna zal ik weer kortere dingen maken, want zoo'n aanleiding als deze komt niet gauw terug!
D.D. zal nu wel met recht boos op je zijn.Ga naar voetnoot7. Houd me op de hoogte van een-en-ander, vooral van wat je nu doen gaat. Ga je in Bandoeng wonen? Waar? En blijft Tis in Buitenzorg? Zien jullie elkaar de week-enden? Vertel veel over jullie. Bep laat Tis alvast hartelijk danken voor het mooie kleedje en schrijft zelf binnenkort.
Heel veel hartelijks voor jullie van ons,
Je E.
P.S. Bij 't overlezen van dezen brief is het net alsof ik eigenlijk je stuk niet zoo erg goed vind, of zou willen dat je minder scherp schreef. Dat is natuurlijk allerminst het geval; integendeel, Bep en ik zeiden juist tegen elkaar dat dit stuk uitstekend was; trouwens, je weet dat ik ook uitstekende dingen van je verwacht. Mijn bedenkingen gelden dus niet je stuk, maar zijn puur opmerkingen daar naast, over ‘Walraven als slachtoffer’ zullen we zeggen. Was je stuk precies zoo, maar tegen den een of anderen Versteeg gericht geweest, dan had ik alleen maar gejuicht. Laat je dus door dezen brief niet ervan afbrengen om ‘scherp’ te schrijven, word vooral niet weer ‘indonesisch zacht’! Dit moet er nog bij, want ik weet hoe gevoelig je bent en je moet dus vóór alles stellen dat ik je artikel als artikel geen oogenblik aantast.
22-XII-'39.
Lieve Tis,
Ik ben echt achter met de correspondentie, ik kom gewoon niet meer tot brieven schrijven sinds ik in Holland ben. Maar nu moet ik je toch allereerst bedanken voor die mooie doek, die hier al over een tafeltje ligt in onze pension-kamer.
Wij zijn altijd zoo blij als we iets van jullie hooren. Schrijf weer eens over de kinderen. Alain spreekt nog geregeld over ze; hij zegt ook nog wel eens dat hij naar Indië terug wil, maar toch vindt hij het hier ook erg plezierig. Maar vooral buiten, in Bergen, waar we eerst zes weken gezeten hebben. Hier in den Haag vindt hij 't minder leuk, hij kent hier ook minder kinderen. De laatste dagen geniet hij echte winterpretjes, en staat op de schaats, op een ondergeloopen tennisbaan achter ons huis; dus heelemaal veilig. Hij komt er met roode wangen van thuis.
Wij vonden het trouwens allemaal buiten veel prettiger, en hopen er gauw weer naar toe te gaan, als Eddy weer stof heeft om thuis verder te werken.
Het is voor jou niet prettig dat Jit naar Bandoeng gaat; jammer dat zulke dingen noodig zijn. Ik heb zijn artikel tegen Walraven met erg veel plezier gelezen en deel Eddy's bezwaren niet; W. is nu eenmaal begonnen. (Alleen ben ik het met hem eens dat het verzwijgen van de koper-poetserij diplomatieker geweest zou zijn - maar dit is misschien toch wel sympathieker!) Wat Jit's schrijverij betreft: hij heeft nòch de overbedachtzame pennewip-toon van Soebardjo, noch het accent van ‘hoera-ik-kan-het-ook-al’ van Soeroto. Hoe is het met de ABC.-cursussen?Ga naar voetnoot9. Werk je er nog zoo hard aan? Doe onze groeten aan Artimah en haar manGa naar voetnoot10. en de Alwi's. En omhels de kinderen. Zelf veel hartelijks, jullie beiden,
van Bep.