E. du Perron
aan
C. de Hart
Den Haag, 11 december 1939
Den Haag, 11 Dec. '39.
Geachte Heer De Hart,
Ik ontvang daarjuist een schrijven van den heer Ett in verband met die dokumenten v/h Mult. Museum. Hij schrijft o.a.:
‘Toevalligerwijze, vond ik bovendien, in het Mult. Museum, een onuitgegeven verzameling bescheiden, voornamelijk betrekking hebbende op Lebak en bijeengebracht door wijlen den heer De Bruyn Prince, die het boekje destijds opdroeg aan Jhr. W.H.W. de Kock en - gelijk U wellicht weten zult, deze laatste heer vermaakte zijn gansche Mult. bibliotheek - met inbegrip van het bewuste boekje - aan de Museum-vereeniging’.
Wat bedoelt hij daar precies mee? Waarom zou hij die verzameling bescheiden toevalligerwijs in het Mult. Mus. ontdekt hebben? Waarom schrijft hij van een onuitgegeven verzameling èn van een boekje? Kunt u mij hier iets van zeggen? Ik begrijp er zóó niets van.
De 2 bundels (dossiers) die ik doorkeek, komen toch van Mimi, niet? Of was er nog iets bij van Hugo D.D.?Ga naar voetnoot1. Of van iemand anders? Tot dusver heb ik gedacht dat alle door mij nageziene dokumenten uit Multatuli's nalatenschap kwamen, via Mimi dan. Is dat dan niet zoo?
Zou u mij even hierover willen schrijven? Er is nu haast bij, want ik zal dien heer Ett vermoedelijk moeten spreken. Heb ik die verzameling van De Br. Prince dus niet gezien? En waarom niet? Die zou toch bij de andere papieren betreffende Lebak moeten zijn?
Alvorens met den heer Ett hierover te spreken (ik ga Vrijdag as. even naar Amsterdam), zou ik graag iets van ù hierover vernemen. Bij voorbaat hartelijk dank en steeds gaarne uw
EduP.
P.S. Volgens den brief van den heer Ett zou deze collectie bescheiden, door De Br. Prince bijeengebracht, van het hoogste belang zijn. Is dat niet overdreven? Wat kan erbij zijn dat Multatuli niet zelf bezat, gezien de copieën die hij allemaal heeft laten maken etc.?