E. du Perron
aan
G. Stuiveling
Den Haag, 23 november 1939
Den Haag, 23 Nov. '39.
Waarde Heer Stuiveling,
Ik heb het onderste stukje van uw brief geknipt om het aan 's Gr. door te zenden. Het zal hem goed doen; en om zachtmoedig te zijn, heeft hij geen aansporing noodig; hij is het van nature - te zeer zelfs - èn bewondert Kloos. Het is een buitengewoon sympathieke goede kerel, die een hard leven heeft en vaak behandeld wordt op een manier waar hij 10 × te goed voor is.
Uw reconstructie van het effect dat de Javasche Crt. op Dekker had, bevredigt mij ten volle. Mag ik dit stukje overnemen en erbij zeggen dat het van u is?Ga naar voetnoot2. 1o vind ik het aardig u in deze Multatuli-verdediging nu al te betrekken, 2o gebiedt de eerlijkheid het!
Maar nu die inl. klerk, dat is heel wat minder overtuigend dan u denkt; dwz. een tegenstander kan diè theorie zoo omwerpen. 1o Dat inl.-klerken-afschrift lag nl. niet bij de papieren van Dekker zelf, maar bij die van Guido Douwes Dekker in Bandoeng, die het van zijn vader had.Ga naar voetnoot* Die vader was zoon van broer Jan, bij wien Dekker logeerde nà Lebak, op die tabaksplantage bij Rembang (meen ik), enfin, in ieder geval op Java nog. Dekker verliet Java op 3 April 1857 en liet Tine toen bij Jan achter; op dat oogenblik had Van Twist sinds ± ½ jaar zijn grootste kruis en kon dat in Indië dus zoowat 5 maanden bekend zijn. Naar alle wschl. heid heeft Jan van Dekker's brief aan v. Tw. een afschrift laten maken door den een of anderen klerk van hèm, vandaar ook dat het stuk bij hèm lag (en zoo overging op zoon en kleinzoon). Had Dekker het stuk in R. Betoeng nog laten copieeren, zelf, dan had hij 't wschl. toch wel laten doen door den Indo Rhemrev, die alle andere stukken voor hem heeft gecopieerd, en niet door een Javaan die geen hollandsch verstond - of nauwelijks. Nu kan 't nog zijn dat hij speciaal dit stuk overgeschreven wilde hebben door iemand die het niet, of niet geheel, verstaan kon, maar dan: waarom het niet meegenomen, - in welk geval het nu in het ‘pak v. Sjaalman’ zou liggen bij de rest?
U ziet, uw oplossing is ook maar half. Onze ‘tegenstander’, die van Dekker's kwade trouw uitgaat, zou kunnen zeggen: Dekker schreef het stuk bij broer Jan na dat Van Tw. grootkruis geworden was; waarmee dan nog niet vervalt dat het lang vóór den Havelaar geschreven werd, maar wèl dat het in Lebak zelf ontstond, wat om vele redenen zooveel mooier voor ons is.
Als u nu weer contra-argumenten hebt, ik zal ze uiteraard met liefde tot me nemen.
Met vriendelijke groeten, ook van mijn vrouw,
EduPerron