E. du Perron
aan
G. Stuiveling
Bergen, 29 oktober 1939
Bergen, Zondag 29 Oct. '39
(Nesdijk 19)
Geachte Heer Stuiveling,
Met ongeduld heb ik zitten wachten op uw antwoord.Ga naar voetnoot1. Nu maak ik mij ongerust dat u misschien bent ‘ingestort’ en dat dàt de reden is van uw zwijgen. Moge het niet zoo zijn! Afgescheiden van het onaangename dat dat hebben zou voor uzelf, blijf ik toch zeer verlangend u spoedig eens te ontmoeten. Wij hèbben werkelijk nog wat samen te bepraten, ook zonder die Multatuli-kwestie, lijkt mij. - Had u mij dadelijk geschreven dat u alleen deze Zaterdag kon (gisteren) dan had ik u nog kunnen telegrafeeren dat het goed was en speciaal daarvoor naar Amsterdam kunnen gaan. Maar ik had den indruk dat uzelf dit naar Amsterdam gaan zoo vroeg stelde om mij een plezier te doen. Voor mij zit de zaak doodgewoon zóó: ik ben naar Amsterdam gegaan, diè dagen, niet alleen om gauw met die Mult.-dokumenten klaar te zijn, die zich weer als een hors d'oeuvre aan mij kwamen opdringen maar ook omdat ik toen nog net logeeren kon bij menschenGa naar voetnoot2. die daarna een zoon uit Zwitserland thuis kregen.Ga naar voetnoot* Het is vervelend voor mij dat ik tegenwoordig met zulke dingen rekening moet houden, maar het gaat niet anders. Zoo heb ik dan ook snipverkouden in die koude kamer 's morgens en 's avonds zitten pennen, terwijl ik liever hier bij de kachel had gezeten, - al was 't dan aan Multatuli's tafel en al geeft je dat Havelaar-achtige sentimenten! - Om deze zelfde redenen, stom geldelijke, kan ik niet te veel heen-en-weer naar Amsterdam en moet ik dus zien te combineeren met andere dingen die ik daar te doen heb. Ziedaar de ware reden van mijn niet-goed-kunnen; tenslotte is het onzin u dat niet precies te zeggen. En verder heb ik hier, behalve dat ‘klaarmaken’ die Mult.-stukken, ook nog als een razende zitten pennen aan mijn literaire kroniek voor het Bataviaasch Nieuwsblad, die ik door de reis en het eerste hervinden van Europa verwaarloosd had, en die - altijd weer om dezelfde stomme redenen - hoognoodig moest worden bijgespijkerd.
Ziedaar waarom 3 November mij beter ‘lag’. Bovendien, die heer Gobée is een oud man, die daarom alleen al égards zou verdienen. Hij heeft mij nu bevestigd dat hij 3 Nov. in Amsterdam komt; de conservator v/h Mult. mus. heeft geschreven dat hij dan zorgen zou dat de papieren er lagen (er wordt nl. een klein beetje gedreigd met ‘naar de kelders brengen’ en trouwens, hoopen andere stukken, de mss. bijv., liggen daar al, - de vitrines in het eig. Mult. mus. zijn triest en leeg). Alleen van u kreeg ik geen bericht; anders was alles nu geregeld.
Het is vandaag Zondag, deze brief zal morgen dus eerst vertrekken. Verondersteld dat u hem morgenavond (30) of overmorgen vroeg (31) hebt, en dat u niet ziek bent, wilt u mij dan direct schrijven?
Kunt u Vrijdag 3 Nov. niet, laten we dan voor Zaterdag 4 afspreken. Ik zie dan wel dat ik ergens voor dien eenen nacht onderkomen vind in Amsterdam. Maar dan wou ik wel niet al te laat dienzelfden Zaterdag naar hier terug, - ik heb hier nog altijd werk. Dus dan liever 's morgens of vroeg in den namiddag.
Vrijdag wilde ik zelf dan nog eenige dingen in het Mult. mus. nazien, dingen die ik op mijn papieren nog moet bijschrijven of veranderen. Geef ik u daarna - hetzij Vrijdagavond hetzij Zaterdag - mijn ms., dan hebt u dat vrijwel af, - wat voor u veel prettiger lezen is dan in losse velletjes. Ik zal er dan nog dingetjes bijdoen die ik niet heb overgenomen. Of wacht, dat is zoo goed als niets: hierbij bv. compleet één van de 2 blaadjes notities van Carolus, die Mult. zegt op zijn tafel te hebben gevonden.Ga naar voetnoot3. Ik heb opzij aangeteekend, voor u, wat ik ermee deed. Het andere blaadje: een lijst van onderwerpen die hij (Carolus) met den resident wilde bespreken (veronderstelling van Mult.), heb ik compleet overgenomen, die vindt u dan wel in mijn ‘pak’, op de juiste plaats.
Ik zou 't prettig vinden als u wèl Vrijdag kon. Ter Braak is dan wschl. ook in Amsterdam. Overigens, voor de Vr. Bl. is deze uitgave ongeschikt, lijkt mij, zelfs voor een dubbelnr., zooals Ter Br. overwoog. Het wordt toch zéker meer dan 80 blzn. gedrukt. Wat mij betreft: graag, maar ik denk niet dat het kan. Dat moeten Ter Br. en u dan maar beslissen, als u het ‘pak’ gezien hebt. Misschien kan ik het ook in Gr. Ned. publiceeren.
Ik las het stuk van Haighton in de Nwe Gids over den ‘dukdalf’. Wat een sinistere vertooning, deze annexatie van dien armen Van Deyssel, en door wie? Het is of je een partijtje ratten ziet sollen met een oude kaas, die nog altijd het ‘interessantste’ blijft. De vervalsching van Van Deyssel's theorieën tot prae-nazisme is ook beneden alles. Maar het ergste is de superlatieven-stijl, quasi-deftigheid (à la Van D. zelf) en het gedonder met hoofdletters waarmee deze piedplat van een Haighton den arme heelemaal wezenloos maakt. Ligt het niet op ùw weg om deze vervalsching aan te toonen, ook op politiek-ideologische gronden? Die idioot doet overigens nogal beschermend over u. Enfin, dat hoor ik dan ook nog wel als we elkaar zien.
Het beste, en met vr. groeten uw dw.
EduP.
Kladnota van Carolus, potlood.
Heeft Dekker dit ‘op zijn tafel gevonden’? Naar alle wsch. h.
Nota
Ga naar voetnoot5. door mij geciteerd:
Van Waroeng Goeng zijn 62 man van de 85 dessas die aandeel hebben in de sawas van de Regent als sawas - Tjilangkap & Sampaij cc. 40 bouws. R Betoeng 25 bouws tipar velden.
Ga naar voetnoot5. door Mult. in de Havelaar geciteerd, door mij ook:
D. Sadjira krijgt alle jaren p.m. 40 tjaengs padie. Paroeng Koedyang de verloop van volk is alleen toeteschrijven aan de verre gaande misbruiken die van de bevolking worden gemaakt.
Ga naar voetnoot5. onbelangrijk, vooral in vgl. met de brieven van Carolus:
Dyawi Tjilamir soeda di kassie oewang
boewat belie padie - katiga -
WaroGoenong Kendaga, wordt de tas (bas)?
van 12 in steede van 6 kattjyen (katti's) gemaakt.
Ayip - 7 tyams (?) sanga besar
Kommissie poenja timbangan(g) koerang betoel.