E. du Perron
aan
W. WalravenGa naar voetnoot1.
Bandoeng, mei 1939
[Du Perron zou nu het liefst in Holland, samen met Ter Braak en Vestdijk, een weekblad oprichten tegen NSB en Moreele Herbewapening,] tegen gif en tegengif; er moeten in Holland toch nog wel menschen genoeg zijn, die van allebei deze kolders niets moeten hebben. In ieder geval, je hebt daar weerklank, en je richt er iets uit, zooals we met Forum na vier jaar duidelijk gezien hebben. In déze [de Indische bedoelt hij] samenleving is het woord ten slotte altijd aan de meest ‘praktische’ lieden, en dat zijn lieden, die altijd ‘iets grootsch’ verrichten, met de duidelijke resultaten van er iets ‘grootschers’ mee te verdienen. Ik vrees, dat ik nooit zelfs iets kleins zal verdienen, en om in armoe van de pen te leven, daarvoor zit je in Europa beter. Je hebt het er mis-schien iets harder, maar je krijgt meer terug voor wat je doet, de ‘uitwisseling’ is grooter en je lééft meer - op het terrein ‘van de geest’ dan, dat het terrein is van de niet-verdieners. Als ik hier in Indië moest blijven, zou ik eindigen met me geheel aan te sluiten bij de Indonesiërs [de Inlanders, bedoelt hij]. En dat doe ik toch liever niet.