E. du Perron
aan
F.R.J. Verhoeven
Bandoeng, 31 maart 1939
Bdg., 31 Maart '39.
Beste Bob,
Ingesloten 3 briefjes van Stapel,Ga naar voetnoot1. waaruit je kunt zien hoe hij ‘meedoet’. Maar het laatste bericht is een klap op m'n arme kop. f 93! - ik zal er geen kwart van kunnen betalen.
Zaak is nu dus: zoo goed mogelijk via de lijsten uit te zoeken wat moet en wat niet. Ik heb nu alleen nog maar het oog op die dokumenten-uitgave van me (speciaal boekje over Dirk's indischen tijd, waarvoor ook de stukken die ik van jou kreeg), + wat gedichten - van Willem dus en van C.S.W. v. Hogendorp - voor Krasp. tot Saïdjah. Alle nazoekerij voor mijn ‘roman’ moet ik uitstellen tot ik zelf in Holland ben. Als Europa heel blijft, is dat wschl. nog dit jaar.
Zou je mij die 2 supplem. op Verslagen Oude Archieven over die V. Hog.-paperassen niet kunnen leenen? Laten overtypen wat ik aangestreept heb, is ook goed. (Daar dit voor mij particulier is, wil ik dit graag betalen; het kan gebeuren buiten kantoortijd.) Van mej. Roelofs merkte ik nog niets, en als ik moet wachten tot zij mij die supplem. gezonden heeft, verlies ik een maand minstens.
Heeft Van Leur je al gesproken over die mogelijkheid van ‘uitgaven v/d Hist. Afd.’ bij Nix.Ga naar voetnoot3. Nix zou dan - hetzij door inteekening, hetzij op andere wijze - een aantal exx. gegarandeerd ‘afgenomen’ moeten hebben. Dan moet er een Redactie benoemd worden voor deze reeks speciaal; Van Leur had gedacht: hij, jij, Vermeulen en ik - maar ik hoef er eig. niet bij. Jullie 3en: voorzitter, secretaris en voornaamste hulp van den voorzitter als archivaris, lijkt me puik.
Als 1e nr. zouden we dan die Ind. docum. betr. D.v.H. kunnen geven.Ga naar voetnoot4. Als 2e nr. het ‘naspel van Lebak’ - die verhooren daar, nà Multatuli's vertrek, - die Job nu verzameld heeft en met toestemming van de Algem. Secretarie kan uitgeven. Als 3e nr. iets van jou of van Vermeulen, tenzij een ander lid al iets klaar heeft. Me dunkt dat het aardig kan worden, ook als contraprestatie van Indië op historisch gebied t.o.v. Holland.
Praat er eens met Van Leur en Vermeulen over en schrijf me dan.
Hoe gaat het jullie? Het speet me dat ik jou laatst niet zag, maar ik heb den avond hoestend ‘thuis’ doorgebracht, en verder was er maar heel weinig tijd. Na den uitspraak, zijn we in Bat.-stad in den trein gestapt.
Dat is alles voor heden; behalve natuurlijk nogmaals veel dank voor het gezondene. Zeg Vermeulen dat ik niet vergeet dat hij nog een copy van Verbeet's ‘Zeegezang na den moord der Chineezen’ van me krijgt.
Hartelijke groeten, ook aan hem en Wies Perelaer, en natuurlijk thuis van gade tot gade, een hand van je
E.
(De brieven van Stapel graag terug.)