E. du Perron
aan
S. Vestdijk
Bandoeng, 20 februari 1939
Bandoeng, 20 Febr. '39.
Beste Simon,
Ingesloten poeëmGa naar voetnoot1. kocht ik hier op straat van een indische dame, die zei: ‘Origineele gedichten van een arme - u koopt niets dan goeds - wilt u iets lolligs?’ en nog zoo wat. Het kostte een kwartje. Of zij zelf dichteres van deze gedichten is of voor haar bedgenoot leurt, heb ik niet durven vragen. Maar toen ik het poeëm las, ontdekte ik zoowaar een epigoon van jou, zij 't dan een hier en daar wat onhandige. Dat ‘voorttuitende’ vooral van die tranenbron lijkt zoowel Bep als mij een zeer vestdijkiaansche duisterheid. Voeg dit gedicht bij je collectie curiosa of publiceer het met commentaar van je. -
Verder geen nieuws. Wij blijven, in verband met eenige verdiensten die zich voordoen, zoowel voor Bep als voor mij, zeker nog tot Juli hier. Daarna?... Daarna wachten we vnl. op berichten die ons zullen geworden van Jan Greshoff in Kaapstad.
Bep vraagt: ons vooral wat ‘intellectueele’ boeken te zenden; liefst fransch. Bankoville ontving ik, maar Bep zal het besprekenGa naar voetnoot2.; ikzelf ploeter op 't oogenblik aan te veel dingen tegelijk; bovendien lijkt het niet veel zaaks. Schrijf eens hoe 't je gaat - wanneer je verhuist - enz. Ik brak gister weer eens een lans voor je tegen Kelk (Rondom tien gestalten) en schreef dat hij recht had op antipathie tegen je, maar niet om zulke oliedomme dingen te zeggen over je roman-prestaties. Het stuk moet nog verschijnenGa naar voetnoot3.; ik zend het je dan wel. Overigens mag ik den goeden Kelk graag. Maar jou ‘begrijpen’ is wel een héél zware opgaaf voor hem!
Hartelijk gegroet van ons 2, - steeds je
E.
P.S. - Ik zend je een pakje uitgaven van me, als ‘verrassing’, maar met gewone mail.