E. du Perron
aan
J. Last
Bandoeng, 2 januari 1939
Bandoeng, 2 Januari '38.
Beste Last, (jij hebt een naam die niet stijf is!),
Dank voor je lange brief, waarop ik spoedig goed hoop te antwoorden. Allerlei dingen trekken me op het oogenblik van links naar rechts, en ik moet binnenkort weten wat we gaan doen - hier blijven of weggaan; en waarheen? Ik wil doorgaan met wat geld voor je te verzamelen, die ontbrekende f 65. althans, om de f 200. vol te krijgen.Ga naar voetnoot1. Het zal ook wel lukken; het was al gelukt, als de menschen hier niet zoover uit elkaar woonden!
Hierbij, en attendant, mijn stuk. Voor deze kolonie is dit een maximum, werkelijk, en ik ben zelf een beetje verbaasd dat de redacteur, die liberaal is mààr V.C.-er (‘patriot’ dus!) het gedrukt heeft zonder er iets aan te veranderen. (Alleen Tolstoï en Apollinaire kregen verminkte namen, zonder eenige politieke bijbeteekenis, goddank!) Uitvoeriger ingaan op allerlei details, dit speciale boek betreffend, kon ik niet, en ik heb expres ook geen uitzondering gemaakt op de manier waarop ik anders deze kroniek schrijf: overzichtelijke artikelen over schrijvers die immers eig. altijd onbekenden zijn, kortom: geleeraar.
Ik ben benieuwd of in diverse openlijke en verkapte N.S.B.-blaadjes die deze provincie rijk is, nog een weerklank zal komen. Indien ja, reken erop dat die ‘frisch’ zal zijn! - Ik schrijf je dat nog wel + allerlei andere dingen in mijn ‘echte’ antwoord. Misschien al gauw.
Houd je taai, neem dit nu voor lief en geloof me hartelijk je
EduP.
P.S. Welke je plannen ook moge zijn, en hoe idioot het ook is om iemand juist met dit jaar nog individueel ‘het beste’ te wenschen, ik doe het toch zóó. (Schrijf me later toch je adres eens!)