E. du Perron
aan
Soejitno Mangoenkoesoemo
Bandoeng, 6 november 1938
Bandoeng, 5 Nov.
Beste Soejitno,
Ik haast me op je brief te antwoorden, maar daar 't vandaag Zondag is, vrees ik dat dit kattebelletje je toch te laat bereiken zal, dwz. dat je dan allang in Djokdja zult zijn. Wat een ellendige historie; en waarom dit zoo: de eene broer na den andere?Ga naar voetnoot1. Misschien zullen we erover praten als we elkaar terugzien. Zoo per brief is het, als je de menschen niet kent, haast onmogelijk. Maar ik kan me voorstellen hoe afschuwelijk dit alles voor je moet zijn en wensch je van ganscher harte sterkte; mijn vrouw ook.
Met mijzelf gaat 't nog maar erg matig. Het hindert me mezelf nog zoo zwak te voelen; ik wil dan toch van alles doen en Bep heeft dan alle moeite om me tot rust te dwingen. Bovendien breekt het me op: inzinkingen, veel hoesten opeens, en vooral allerslechtst slapen. Ik wou dat ik 3 weken-verder was!
Het stuk tegen Zentgraaff heb ik afgemaakt (het is 4 × zoo lang geworden als het fragment dat ik dien avond voorlas), en zoo'n ‘duel à mort’ voor iemand die nauwelijks op zijn beenen kan staan, is natuurlijk ook niet ‘bevorderlijk’. Maar nu komt 't zèker in 't nr. van 15 Nov. Wat Samkalden er ook van zeggen mag: mij in de Java-Bode rechtvaardigen-want dààr dient zoo'n verweer toch voor! - is me fysiek onmogelijk. Wat ik nu doe, is inderdaad, zooals ik ergens in 't stuk zelf zeg: het enteren van een slagschip met een visschersbootje,Ga naar voetnoot2. - maar in duivelsnaam liever zoo, als ik zoo tenminste mijn ‘moreele vrijheid van beweging’ behoud. En werkelijk, ik ben nog lang niet aan 't eind van mijn middelen.
Wat je me over jezelf schrijft is mij volkomen begrijpelijk. We zullen mondeling en samen eens analyseeren wat hierin nu ‘oostersche ziel’ is en wat individueel Soejitno M. zelf. Maar in ieder geval: wen je niets aan, geen levensstijl, houding of wat ook, die je natuur vreemd is: alleen wat natuurlijk is, is echt. Dat wil niet zeggen dat er niet veel ‘veroverd’ moet worden, maar het eenige wat gedijt, is wat in de lijn van je eigen natuur ligt (wezen of karakter, hoe je 't noemen wilt). Ik heb op dit gebied een mooie anecdote voor je van Stendhal, over 't verschil tusschen het fransche en italiaansche karakter; ik denk dat het italiaansche karakter in dit voorbeeldje lief zal zijn.
Tot ziens dus! houd me op de hoogte van je terugkeer en van alles. Nogmaals, mijn vrouw en ik zijn in gedachten bij je, in deze pijnlijke dagen.
Een ferme hand van je
EduP.
P.S. Hartelijke groeten van ons 2 aan je vrouw natuurlijk ook. Het is ongelooflijk zooals jullie ons met mangga's verwend hebt, wij smullen er dagelijks van, het is allemaal even lekker, en de voorraad raakt maar niet op!
Lieve Mevrouw S.,
Erg veel dank voor de heerlijke mangga's en de chocola voor Alijntje; die nog wel eens over de kinderen van meneer Swiet praat! Hartelijke groeten,
E. duP. - deR.