E. du Perron
aan
G.O. Tissing
Batavia, 24 mei 1938
Batavia, 24 Mei 1938.
Beste Adé,
Eind Juni, misschien half Juni al, heb ik met het Archief afgedaan. Gedeeltelijk omdat ik het hier in Batavia werkelijk langzamerhand afpijg (physiek, en dus moreel ook), gedeeltelijk om andere redenen. Ik zal je precies vertellen hoe en wat als ik weer bij je zit, want - òf ik werk van 13-30 Juni a.s. nog op het Archief, òf ik ga na 13 Juni misschien al even naar jou. In ieder geval moeten wij 15 Juli uit dit huis (wij hebben 14 dagen verlenging gekregen), en dan dacht ik met de heele familie naar jou te trekken om ons moreel en physiek daar wat op te kalefateren, en dan verder te zien. Want verder weet ik dan ook niets meer van mijn bestaan af: zullen wij nog wat in Indië blijven? naar Makasser? of lijnrecht terug naar Europa?
Vind je 't goed dat ik òf half Juni even kom, òf in ieder geval half Juli een tijdje op Rantjasoeni blijf met Bep en Alain?
Bep nu gaat 31 dezer al van hier. De kwestie is dat zij 3 weken in Bandoeng moet zitten in de eindexamen-commissie van de H.B.S, terwijl ik hier in Batavia in iets dergelijks zit van 1-13 Juni op de Christelijke A.M.S.Ga naar voetnoot1. Bep wil misschien tusschen 1 en 21 Juni al bij jou een week-end komen hetzij met hetzij zonder mij; maar zij vraagt zich af of dit laatste je misschien in je reputatie van ernstig administrateur zou kunnen schaden. Wij zijn zóó gewend geraakt aan de meest vileine geborneerdheid, in deze koloniale maatschappij dat wij bij voorbaat het ergste en stomste aanvaarden. Maar als het zoo zou zijn, zeg het dan gerust; dan komt Bep alleen als ik ook kan. Anders met Alijntje.
Schrijf even terug wat je van deze plannen denkt en of 't heusch niet hinderlijk voor je is. Ik zou ook graag hooren hoe 't verder met je gaat, of je ‘overdracht’ daarginds goed verloopt enz. Wanneer trek je ‘definitief’ in R.S.? Het is ongelooflijk, zoo afgunstig als dit tuig van Laban is, zoodra het hoort dat iemand een goede baan heeft; onmiddellijk trekken ze een smoel van ‘ja, hij zit daar, maar ik had er moeten zitten’. Dit in verband met iemand met wien ik over je benoeming tot adm. van R.S. sprak; iemand die zelf ex-planter was en je maar van aanzien of zoo kende: ‘Ja, een jonge vent, hè? Draagt hij niet een bril?’
Enfin, eind van dit jaar heb ik dezen grond voor het laatst betreden, tenzij er een een soort wonder gebeurt. Het land heeft drommels veel liefs, maar de europeesche samenleving is beneden alles. Òf tweederangs, òf valsch, laf en ploertig: alles zuiver op positie en geld ingesteld. In de ambtenarij is 't al niet anders. Je moet door haat en nijd heen groeien om iets te bereiken hier. Ik pas. Ik ga probeeren in Europa arm en eerzaam ‘van mijn pen’ te leven. Tenzij ook daar een wonder gebeurt, - maar wonderen gebeuren daar nog minder dan hier.
Eén ding moet je me beloven, voor we misschien voorgoed afscheid nemen: dat we samen naar Balekambang zullen gaan. Vind die 3 of 4 dagen voor me. Ik wil me later herinneren daar met jou te zijn heengegaan en niet met een ander. Trouwens, je weet: mijn volgend boek over Indië, - hoe bitter 't misschien ook zal zijn, - zal jou worden opgedragen.
Dus graag omgaand antwoord, zoowel voor Bep als voor mij. Een paar regels op een briefkaart zijn best, als je 't druk hebt. Groeten aan je moeder, een hand van je
E.
P.S. Het blijkt, dat Bep nèt aan je heeft geschreven - een postblad, dat al klaar ligt, maar nog in huis! Dat gaat dan samen hiermee.Ga naar voetnoot4.