E. du Perron
aan
H. Marsman
Garoet, 3 december 1937
Garoet, 3 Dec. '37.
Beste Henny,
Hierbij 't gedicht terug. Ik vind 't aardig, wèl om op te nemen, maar niet werkelijk goed. Voor mijn gevoel gaat alles mis vanaf de regel
‘veroordeeld was tot het gevecht (of: dit lot)’.
Ik geloof dat je de rest moet schrappen, vergeten en een ander eind maken. ‘Het zwaard’ vind ik al even banaal als ‘de Man’. Wat is dat nu weer voor een Man? Alweer die Jezus?Ga naar voetnoot1.
Hoe meer ik van deze nieuwe(?) gedichten lees, hoe meer ik vind dat je de ‘vuren lach’Ga naar voetnoot2. met letters van vuur moet opnemen!
Voilà. Ik ben zeer uit mijn doen en maak 't kort. Bep is uit Batavia teruggekeerd, zonder iets te hebben kunnen doen. De hotels zijn duur en zéér deprimeerend, gemeubelde huizen zijn er zoo goed als niet, en zoo ja, dan in een buurt zoo ver van mijn Archief, dat het een fortuin zou kosten aan vervoer (taxi's zijn er bij hoopen, maar de tram gaat lang niet overal in Batavia!). Als we een ongemeubeld huis moeten nemen en dat meubelen, ruïneeren we ons daaraan, en dat in een zoo onzekere toestand als de onze.
Kortom: ik heb dyssenterie - een ziekte die in de tropen zoowat onuitroeibaar is. Mijn lever is aangetast. Vanmorgen ben ik 1 uur lang halfblind geweest - gouden streepen en slangetjes en vlekken voor mijn oogen, zoo dat ik niet eens kon lezen. (Is dit alleen vermoeidheid? heeft het met den lever te maken? Ik heb het zoo lang ik leef nog nooit zoo gehad.) Bep zal hoogstwschl. het klimaat van Bat. niet verdragen. Kortom, terwijl ieder me ‘feliciteert’ met deze ‘voet op de ladder’, ben ik door-en-door pessimistisch gestemd en geloof dat we 't, op z'n best, nog een jaar in Indië kunnen bolwerken, en dat we dan overhaast naar Europa terug zullen moeten, zoowel voor mijn gezondheidstoestand als voor die van Bep.
Van Querido krijg ik ontmoedigende brieven over mijn werk en event. uitgaven. Het schijnt dat het voor mij steeds schijnt te moeten neerkomen op de formule maximum werk voor minimum loon. Ik mag geen boek over Indië in brieven uitgeven, maar Jan's Rebuten worden (hoewel géén roman!) in de Salamander-serie herdrukt; ik mag géén boek over Indië in notities schrijven (mijn idee van Rome, Naples et Florence, en denk aan Huxley's Jesting Pilate, dat net zoo geschreven is en alle succes heeft gehad), maar Van Deyssel's Frank Rozelaar, dat uit notities bestaat zonder kop of staart en waar Lubbes dus van moest ijzen, wordt herdrukt.Ga naar voetnoot4. Ik heb er vreê mee, dat dit uitgeverslogika is, maar de consequentie wordt tenslotte: dat ik Den Doolaard moet zien te worden òf m'n smoel houden. De keuze is voor mij niet moeilijk: ik ben liever stom dan een bulkende idioot.
Ik heb Q. nu opnieuw geschrevenGa naar voetnoot5. om een bevredigende formule voor De Onzekeren. Maar ik word er moe van, en bij voorbaat verlamd. Het is duidelijk dat de vorm die (Bep en) ik wil(len), en die verreweg de boeiendste, rijkste, beste is voor ons, voor Lubbes neerkomt op: ‘geen “eenheid”, waarom zooveel menschen? waar gaat dat naar toe? ik kan ze niet “zien”, het zijn marionetten’, en kortom, het is niet dik, niet uitvoerig, niet voorgekauwd genoeg. Dat weet ik, dat kan ik Q. of wie ook op een briefje geven. Gevolg, ik ploeter misschien 2, 3 jaar buiten mijn kantooruren aan een dik boek, dat slechtbetaald wordt omdat het dik is (vanwege de meerdere drukkosten en zoo) en dat door de Lubbes-kritiek zal worden ‘afgewezen’ naarmate het goed is. Is het niet beter dat ik er maar mee uitscheid?
Ik schreef Jan lange brieven over dit boek, vol enthousiasme, ook met het oog op geheele of gedeeltelijke publikatie in Gr. Ned., practisch voor mij het éénige tijdschrift. Hij reageerde er met geen kik op. Ik maak hem geen verwijten, hij is zelf beroerd van alles en nog wat. Maar ik voel het wèl, en ik kan niet zeggen dat dit erg aanmoedigend voor me is of me hart geeft om vol te houden tegen alle Lubbessen in.
Soit; voor alles wordt een oplossing gevonden en ‘ook dit zal voorbijgaan’. - ‘Tout finit par s'arranger, zooals Pia zei; mais il faut dire que tout s'arrange plutôt mal’. - Met Batavia, met Bep's toestand, met mijn dyssenterie of toekomstige lever-abces, met Querido en zijn Lubbes-publiek, met de heele poepzooi zal wel een arrangement getroffen worden. Maar als ik overmorgen verrekte zou 't beter zijn.
Ik heb één plezier gehad, dezer dagen, het bericht van Jan over dien Londenschen bewonderaar van jou van die 10.000 belg. frs. Het is niet zóóveel, maar de daad geeft je weer moed. Ik verzeker je dat ik er echt blij om ben.
Nu, later beter, vmdl. uit het ‘arrangement’ van Batavia.
Steeds je
E.
Zeg niets van mijn ‘klachten’ aan Jan. Ik heb hem al genoeg gepest met die Saks-kwestie en misschien is hij gewoon aan eerste seniliteitsverschijnselen toe en verdient geen verwijt. Dat hij 't ‘goed bedoelt’, betwijfel ik niet. Maar afkoelend voor mij is 't.
P.S. - Ik schrijf inderdaad deze luchtpostbrieven nr Holland voor de goedkoopte; het maakt inderdaad nog een groot verschil. Maar wie bepaalt het surplus dan? Schorer?Ga naar voetnoot7. Als jij 't moet doen, stuur ik voortaan tòch naar Auressio.