E. du Perron
aan
H. Samkalden
Garoet, 22 november 1937
Garoet, 22 Nov. '37
Beste Hugo,
Dank voor een en ander. Houd in het geval Multatuli met niemand rekening dan met jezelf, en vergeet zelfs alles wat we er tot dusver over gesproken hebben (àls je 't doet). Het boek is overigens onderweg, in Holland ligt het sinds 9 Nov. ‘in de ramen’. Je kunt óók een ex. van mij krijgen, dus om het recensie-ex. v/h B.N. hoef je je art. niet te maken. Je duitsche logéGa naar voetnoot2. is, lijkt mij, wel èrg barsch over Klausje uitgevallen, maar après tout, ik at maar eens met dezen beminnelijken jongen literaat en hij kent hem misschien beter? Er is maar één middel om je te overtuigen: dat Klausje ook bij je komt logeeren. Maar zelfs dat hoeft natuurlijk niets af te doen aan 's mans volgens jou meen ik formidabel talent, en wat dàt betreft, als ‘Ragnar's ragendes Geschlecht’ je nog niet heeft weggeschrokken...Ga naar voetnoot3. Kom, kom, ik zwijg in schaamte. Laat hooren zoodra je weer wat te laten hooren hebt, en geloof me steeds je
EdP.
Gelijk hiermee zend ik je weer wat Vaderland-stukken; 2 ervan, van Ter Braak over Donker's Penibel Journaal en van Greshoff over Dau-det hebben me bepaald verkwikt.Ga naar voetnoot4. Als we niets anders gepresteerd hebben, dan altijd dàt: de eerlijkheid tegenover een zekere Penhumbug (Pen in ruimsten zin.) Ik hoor Donker al verzuchten: ‘Hè, die kerels zijn nou nóóit eens gezellig’. Ja, wij zijn ròtkerels voor dit gezelschap, en ik, helaas, heb wschl. het meeste invloed gehad op deze houding van ons. Maar qu'y faire?
Wil je dat stuk over Donker (met dat over Daudet) door zenden aan Jansen? Dank.