E. du Perron
aan
J. Greshoff
Tjitjoeroeg, 6 oktober 1937
Tjitjoeroeg, 6 september 1937.
Beste Jan,
Tusschen de kofferpakkerij door kreeg ik, tegelijk, je 2 briefjes. We vertrekken over 5 dagen en zitten dus eig. al niet meer hier. Ik kan je niet zeggen hoè Bep en ik naar Garoet verlangen. Weer eens een keertje naar de bioskoop kunnen, al is het een klein chineesch bioskoopje, wandelen, stroomend water hebben in huis, en vooral: uit dit gelul zijn! Ik schreef Menno laatst 2 brievenGa naar voetnoot1. over zijn elite-verzakerij, afgestemd op mijn ondervinding van hier. Het is me net of ik niets dan kankerbrieven kan schrijven, en voor een deel is dat ook zoo in dit land. Bep is ziek, slap en wee als ze naar Batavia moet of van daar terugkomt, de ‘geur’ van de menschen daar is voor haar onverdragelijk. En toch zullen we daar moeten wonen, vanaf 15 December! Enfin, voorloopig alles vergeten en aan niets denken dan aan Garoet. Wij hebben elkaar zoowat een dure eed gezworen dat we met niemand aanpappen en vooral planters òf van de sokken zullen loopen òf uit den weg gaan. Geen lullerij meer over de prachtige opkomst van Duitschland met deze bulkende idioten, of over traktement. Dit laatste is in Batavia trouwens ook schering en inslag. Ik heb me voorgenomen een paar slagwoorden te gebruiken als ik daar zal zijn. Bijv. als iemand me vraagt wat ik van dezen of genen denk, antwoorden: ‘Dat weet ik nog niet, want ik weet nog niet hoe groot zijn traktement is’. Te varieeren met: ‘Dat kan ik u nog niet precies zeggen, want ik weet wel hoeveel hij verdient, maar naar zijn emolumenten moet ik nog informeeren’. In een stuk van Menno in het
Vad.Ga naar voetnoot2. las ik een paar dagen geleden iets over elite-menschen die geen elite-kenmerken dragen. 1o zijn dat dus toch nog elitemenschen; 2o zijn wij dat. Wij dragen geen elite-kenmerken. Het elite-kenmerk is een groot traktement. Er is in de Harmonie in Batavia een tafeltje waar je alleen bij mag komen zitten als je f 1000. 's maands verdient.Ga naar voetnoot* Dàt is de elite die door Menno bestreden wordt, precies zooals de geest (of het intellect) van Casimir door hem als geest wordt afgewezen. Indië heeft zalige dingen, maar qua samenleving is het hier dubbel en dwars een rotland. Ik zal probeeren in Batavia ‘apart’ te leven, of nieuwe menschen te vinden die je hier niet hebt. Van planters heb ik nu gegeten en gedronken, met alle sjovialiteit erbij. Vroeger waren ze gastvrij, toen ze zich in de eenzaamheid verveelden en dus graag logé's zagen. Die beroemde indische gastvrijheid is dus ook à la Marx uit de omstandigheden te verklaren. Tegenwoordig, met het autoverkeer, zijn het driedubbelovergehaalde prollen geworden, verder niks.
Mijn adres in Garoet is: Hotel Papandajan, Garoet. Dat is al.
Ik antwoord nu op je brieven.
1. Natuurlijk zal ik graag die 16 blzn. over Henny schrijven.Ga naar voetnoot3.
2. Ik ben erg benieuwd naar je nieuwe verzen. Zend ze zoo gauw mogelijk. Ik lees soms in je bundel, en er is niets wat me zoozeer herinnert aan den gelukkigsten tijd dien ik in Brussel doormaakte: die van het begin van onze vriendschap (1927-28), toen Atie en jij in Gistoux kwamen logeeren, toen je je ‘chromo's’ daar schreef Die toon vind ik bij jou ook in oudere verzen (Bij Feest. Gelegenh.) en die is voor mij geen literatuur meer, maar als de toon van vriendschap in gelukkige oogenblikken.Ga naar voetnoot5. En die heeft niemand dan jij (voor mij ten-minste). Sindsdien is de wereld rot geworden, stinkend, bloederig en giftig. Ik geloof er niets van, dat uit de rotzooi van nu iets goeds zal voortkomen: àls dat komt dan is het ‘ondanks’, door de moeheid, doordat alle vuile instincten opgeraakt zijn. Chiaro schreef mij een zeer onthullenden brief hierover, naar aanl. v. zijn spaansche belevenis. Hij zegt dat hij nu weet wat de geschiedenis is: ‘Non pas parce que “tout se répète” ou “rien ne change”, mais parce qu'on assiste à un grandiose tour de passe-passe, et à chaque instant chaque chose est remplacée par une autre qui n'a rien à faire avec les espoirs ou les rages que vous avait suscité la précédente.’ Dit mag ‘pessimistisch’ zijn, het is de waarheid. De rest is illuzie en leugen, hoe ‘sympathiek’ en ‘enthousiast’ ook. (Arme Kees!)
3. Schrijf me eens over Malraux en zoo, maar uitgebreider. Alleen Guilloux interesseert me niet in het minst meer. Hij is voor mij het levende bewijs geworden dat het proletariaat uit pragmatisten bestaat. Wat vriendschap is, weet het mannetje gewoon niet. Verder is hij erg ‘charmant’, vooral in de eenzaamheid van St. Brieuc, precies als de planters van vroeger in dit land.
4. Je vraagt naar mijn werk. Ja, in Garoet hoop ik krachtig aan De Onzekeren te schrijven, en aan niets anders. De detectivedialogen zijn af Ik schreef nu maar eerst aan Querido of hij niet een klein boekje apart ervan wil maken. (Wat grappig dat je Rebuten in de Salamander-reeks verschijnen; ik dacht dat die speciaal voor het geliefde artikel romans was!)Ga naar voetnoot7. Gezondheden zijn zoo-zoo: Bep nog steeds niet geacclimatiseerd. Ik crispé, voortdurend, eig. nooit meer ontspannen, maar behalve soms wat pijn in de lever, maak ik het goed. Alijntje is opperbest, praat, is opgeruimd, kortom, kan niet beter.
5. Hendrik de Vries schreef mij nu net dat hij mij een ex. Atlantische Balladen zond. Ik zal je dus de Ursa's terugzenden die ik niet houd. Op Toussaint gezegd van Boelaere ben ik wschl. ook niet gesteld.
6. Kan je die Multatuli-bloeml. v. ‘Pegasus’ niet koopen? Duur is het niet; je kunt 't natuurlijk van mijn honorarium laten afhouden. Ik spreek er dan over, tegelijk met Saks. Wat is mijn Multatuli-boek duur! f 4.50 ingenaaid, f 5.50 gebonden; dat is, voor Indië f 5.50 ingen. en f 6.60 geb.(er komt hier 20% op). Dat koopt vrees ik, niemand!
7. Ik kan me voorstellen dat je de pest hebt over de corresp. voor G.N. Maar je hebt wel plezier van je werk, want ook hier - zèlfs hier - zegt men algemeen dat dit tijdschrift tegenwoordig zoo ‘reuze’ is. ‘Algemeen’ dwz. ter Algemeene Secretarie, waar men veel aan kunsten en wetenschappen doet, in het wat snobistische Buitenzorg; er wordt ook nog altijd dapper aan liefhebberijtooneel gedaan, net als in de dagen van Huet. - Ik zal je die detective-dialogen niet zenden, want als mijn verhalen van de Onzekeren beginnen te ontstaan, heb ik liever dat je diè plaatst. Aan ‘Kritisch proza’ heb je nog een berg van me; niet alleen die blocnotes, maar ook kritische stukken over Coolen (nog steeds niet geplaatst!), indische boeken, etc. Ruim dàt ook op, en E poi muori; voordien stuur ik je maar niets, behalve de afgesproken stukken over den Strontsaks van 't postkantoor en den dichter Marsman - ook als prosateur beschouwd.
8. Jan en Pepi op Rhodes! Daar zou ik nu willen zitten! Of nog liever in Teheran of Ispahan... Ik wil hier nog wat in Indië blijven, ook om nog meer te weten te komen, voor mijn ‘afrekening’ met dit land. Maar ik zweer je dat ik verrukt zal zijn als ik weer naar Europa terugstoom; op een èchte vrachtboot, hoop ik, zonder menschen.
9. Dank Atie voor haar goede zorgen inzake Morlanwelz. Ik zal deze zaak met mijn schoonzuster in Bandoeng behandelen. Gelukkig dat dàt tenminste door-en-door een schat is!
Nu, beste Jan, ik geloof dat dit voorloopig alles is. Uit Garoet schrijf ik weleens beter. De administratie van de pakjes en zoo houd ik van mijn kant bij. Die Groene kon me ook wel eens een postwissel sturen. Ik zal daar zelf om schrijven. Houd je goed; zeg Adriaan v.d.V. dat ik hem uit Garoet schrijven zal in antwoord op zijn aardigen brief. Groet Jan en Kees van ons, en Jan en Pepi (laat die ons schrijven, als ze terug zijn) en heb met Atie veel liefs van ons allebei. Steeds je
E.
P.S. - Stuur dezen brief, althans een deel ervan, aan Menno en zeg dat ik zijn brief nu net ontving, maar hem eerst uit Garoet schrijven zal. Ik ben 't overigens volkomen met hem eens in wat hij over de ontoereikendheid en vervormingen van correspondentie zegt. Laat hem tòch zijn weerzin overwinnen en mij wat uitvoeriger schrijven over Thomas Mann.Ga naar voetnoot15.
P.P.S. Mijn daggelderschap (ad fl. 6. per dag) op 's Lands Archief begint in principe op 2 Januari 1938. Maar... het kan nog afspringen; mijn Multatuli-boek is aan D.D. opgedragen en niet enthousiast over ambtenaren en zoo. Men heeft Verhoeven (de landsarchivaris) al bij herhaling tegen mij gewaarschuwd. En ik heb niets zwart op wit. - Schrijf mij, als De Man van Lebak uitkomt, uitvoerig hoe je 't vindt, minder voor zoover het mij betreft als hoe Multatuli eruit komt; vraag Menno dit ook te doen, en, ik bid je, laat jullie oordeel niet lijden onder de herinnering aan het ‘wapengekletter’ tusschen ons. Deze man is (wààr je hem ook toetst) altijd letterlijk alles wat een rot-Hollander niet is. En als je bedenkt dat hij zich zóó gevormd heeft in het Indië van zijn tijd, heusch wat zijn zijn gebreken dan nog?
Ik voel me nog altijd meer verwant aan Stendhal dan aan Multatuli, maar ik geloof dat ik meer van Mult. houd, als ik aan zijn leven denk. Stendhal is niet zoo een leven lang bloedig gepest door de vereende drommen van al wat laag en klein is. En de listigheden van dit soort tellen ook!