E. du Perron
aan
H. Samkalden
Tjitjoeroeg, 12 september 1937
Beste Sk.,
Dank voor je brief. Ik heb er op mijn beurt om moeten lachen, zoo ‘perronesk’ (term Vestdijk!) is hij van gevoel en terminologie. Vooruit, gelijk heb je! En wat je zegt over de ‘conjunctuur’ verklaart veel... Maar als deze conj. zoo tegen Romein is, dan is er één ding dat wij kunnen doen (jij of ik): een zeer lovend stuk over Romein zetten in de ‘krant van Ritman’. Dus, wie doet het: jij of ik? (Stuk over Onvolt. Verleden.)Ga naar voetnoot1. Ik schrijf deze week over het detective-verhaal,Ga naar voetnoot2. en zie dus veel liever dat jij het doet - het ligt misschien ook meer op jouw terrein - maar ben volkomen bereid. Breng het boek in ieder geval voor me mee, als je komt; dan kan ik het nog inkijken voor ik naar Tjilatjap afreis; Bep neemt het dan weer mee voor je terug. Ik schrijf vandaag dus nr Tj. dat ik Dinsd. 21 ‘er aan kom’, maar wat de terugreis betreft, zal ik zeker niet bij je kunnen logeeren, want ik zal volmaakt gaar zijn als ik die reis achter me heb. Bep moet dien Zaterdag dus maar hier op me wachten, en kom jij dan erna, wanneer je maar wilt. Wat is 't reizen in Indië nog drastisch!
Het beste met werk en spel, en dus tot spoedig ziens. Vergeet Romein niet! Hart. gr. van ons 2,
je EdP.