E. du Perron
aan
J. Greshoff
Proempang 27 maart 1937
Ond. Proempang, 27 Maart '37.
B J. - Daarnet krijg ik een brief van den heer Lekkerkerker, met verzoek om allerlei inlichtingen betr. het onuitgegeven of verborgen werk van Slauerhoff. Daar jij ook in het comité zit, antwoord ik jou (dat is makkelijker voor mij):
1o. Ik heb geen brieven van S. Na onze brouille was zijn intieme proza, en de herinnering aan den goeden tijd, mij zoo onaangenaam, dat ik ieder velletje heb vernietigd. Over zijn werk was er niet veel bij.
2o. Ik heb wel een paar foto's (meest kiekjes op Gistoux gemaakt), maar géén die jij, Jany of S. zelf niet zouden hebben gehad. S. was zeer gesteld op de foto in kimono, die jij in D.G.W.Ga naar voetnoot2. hebt gezet.
3o. Curiosa bezit ik niet, behalve een paar boeken waarin opdrachten als ‘aan mijn leste en beste vriend’, ‘à mon très cher Eddy’ e. dgl. Het stuit me tegen de borst die tentoon te stellen in de gegeven situatie, dat begrijp je wschl. Anderen zullen dezelfde boeken kunnen vertoonen, ook met opdrachten, dus...
4o. De heer L. vraagt mij - op joùw instigatie - om aan den heer De KeizerGa naar voetnoot3. te schrijven, als ik hem ken. Ik ken hem niet. Het is dus verreweg de kortste weg om direct aan dien heer te schrijven. Maar... volgens mij moet de grootste voorzichtigheid betracht worden met al dit verzamelen van S.'s werk. Zijn artikelen in de Nwe Arnhemmer zijn tenslotte beneden peil, zeker beneden het zijne, en hij heeft dat zelf 100 × toegegeven, zooniet met kracht betoogd. In De Locomotief meen ik heeft de 1e lezing van de Nyborg gestaan, die toen de Elseneur heetteGa naar voetnoot4.; niet alleen heeft S. deze naam (die ook reeds door Jack London gebruikt werd: ‘the Mutiny of the Elsinore’ meen ik) later gewijzigd, maar de heele tekst herzien, zoodat die lezing van de Loc. waardeloos is. Verder was S. zeer tegen het bootverhaal dat in den bundel N. en Z. Ned. schrijvers (van Bijleveld)Ga naar voetnoot5. gestaan heeft: hij vond het een slechtere copie van de Nyborg en stond het aan dien bundel af, met het idee dat het dan daar verschijnen zou en verder nooit meer, en ook omdat hij op dat oogenblik niets anders had. Had hij 't goed gevonden, dan was het in Schuim en Asch gezet. Wel wilde hij later, bij een event. herdruk, in S. en A. zetten: De dood van Du-trou Bornier,Ga naar voetnoot6. dat hij, ondanks kritiek van verschillende zijden, goed bleef vinden.
5o. Ik heb geen complete collectie van de artikelen in de Nwe Arnhemmer, omdat ik niet geweten zou hebben wat daarmee te doen! Toen Sander de serie Standp. en Getuigenissen uitgaf, was er even sprake van om een bundeltje van S. daarin te doen; S. en ik hebben toen samen wat er was doorgekeken (ik met méér hoop dan hij!) en wij zijn beiden tot de gevolgtrekking gekomen dat zoo'n boekje zonder eenig belang was en hem alleen maar tot schade zou zijn.
6o. Wat kan S. in godsnaam in De Zweep gezet hebben? een rotblaadje van den notoren patser Berretty?Ga naar voetnoot7. Als je erop gesteld bent, zal ik op de Bibliotheek de jaargangen van De Zweep doorzoeken, maar... is het eig. geen beleediging voor S., te veronderstellen dat hij iets in dàt orgaan heeft gezet? Het moet dan ook wel iets rots zijn geweest; anders verklaar ik me niet hoe ze 't erin opgenomen zouden hebben. Maar ik vraag extra-opdracht voor ik die rotzooi aanraak.
7o. Slau's reisartikelenGa naar voetnoot8. zijn over 't algemeen ook beneden peil. (Ver, ver beneden het door jou zoo min gevonden Scheepsjournaal bv.!) Moet dat nu ook allemaal worden opgerakeld en afgedrukt? Me dunkt: 3 staaltjes van zijn kritisch proza en 3 staaltjes van zijn reisbrieven zijn meer dan genoeg. Maar in D.G.W. en Vr. Bl. staat kritisch proza van hem dat curieuzer, stukken beter, is dan al die Arnhemmer-schrijverij. O.a. is absoluut van belang het stuk dat hij over Corbière schreef, ik meen in De Witte Mier.Ga naar voetnoot9.
8o. Voor studentengedichten, eerste piraterijen etc. verwijs ik naar Van Wessem. Die weet daar wel 't meeste van af S. zelf was daar ook maar zeer matig voor te vinden, maar sommige satyrieke rijmen noemde hij wel met plezier. O.a. een sonnet over 't eenzame eiland in den stijl van Boeke(n)? Hendrik de Vries weet hier ook heel wat van, en wschl. Henny.
9o. De roman over CoenGa naar voetnoot10. was een vergissing. Door Slau onder-nomen op initiatief van V. Wessem, meen ik, die een serie beroemde Hollanders wilde romanceeren. S. maakte dit boek zonder eenig plezier; het werd door Van W. als te veel geschied(over)schrijving verworpen en door S. zonder eenige spijt opzij gegooid. Zeker niet uitgeven!
Het spijt mij dat ik op alle punten vrijwel negatief moet antwoorden. Maar de meer dan 250 ongepubl. en ongebundelde verzen kunnen schatten bevatten. Verder zijn er twee zeer mooie chineesche verhalen, genre Lente-eiland, ongepubliceerd meen ik,Ga naar voetnoot11. die hij mij in Tanger voorlas en zelf zeer goed vond, maar om bizondere redenen toen nog niet wou uitgeven.
Ik eindig hier - op het papiertje dat ik aan Henny zond, staat verder wel alles wat ik weet. Die ‘opmaak’ had ook S.'s goedkeuring, althans in Tanger nog. H. gr. van je
E.