E. du Perron
aan
F.E.A. Batten en R.A.J. van Lier
Tjitjoeroeg, 5 maart 1937
Tjitjoeroeg, 5 Maart 1937.
Beste Rudie en Freddy,
Op dit fraaie papier (ik heb op 't oogenblik geen ander)Ga naar voetnoot* schrijf ik jullie. Veel vertellen kan ik niet. Alles gaat betrekkelijk goed, betrekkelijk slecht ook. Ik werkte als een paard aan een soort compilatiewerk over Multatuli tot na Lebak (1857) en bood het Querido aan, met het gevolg dat hij het wèl wil uitgeven - mits het niet grooter wordt dan 250 blzn., zegt hij - maar op ‘gedeelde winst’, zoodat ik er wschl. voorloopig geen cent van zie. Ik kan met uitgevers die op een paar vel beknibbelen en niet betalen willen, niet goed werken. Ik heb hem dit geschreven en wacht nu op antwoord. Maar op deze manier kan ik me alleen ontmoedigd voelen en ik heb nu trek om mijn heele Multatuli de kali in te smijten. Met Bep gaat het goed en het Alijntje is ook best. Maar aan ‘werk’, d.w.z. een ‘baan’, schijn ik hier even slecht te kunnen komen als in Europa en de uitgeversonwilligheid werkt dan dubbel fnuikend. De menschen die wij zien - veel is dat niet, want we zitten hier in de eenzaamheid - zijn niet ongeschikt op hun manier, maar toch zeer zeer matig. Ik herroep Ducroo niet, want die kant heeft Indië ook (tenminste, je kan het zoo zien), maar mijn nieuwe boek over dit land (als ik daaraan toekom) zal heel anders zijn! Je moet één ding klaar voor oogen houden: de koloniseerende Hollander is eig. vanzelf N.S.B.-er; het N.S.B.-er-schap daarbovenop is eig. luxe. De zaak zit doodgewoon: als ze niet ennesbejerachtig voelen raken ze de koloniën kwijt, als ze die kwijtraken zijn ze ook hun duiten kwijt. Dus....
Ik wil bij Nix op Bandoeng, of elders, een boek uitgeven met groote brokken koloniale bellettrie.Ga naar voetnoot1. Aan Boucher zond ik een curieuze novelle uit 1780, genaamd Kraspoekol, over de slaven; zoo'n beetje rousseauistisch, ontdekking dat zwarten ook menschen zijn, enz., maar het is een zeer zeldzaam werkje en maar klein, dus heel best apart uit te geven. Nu heeft de zoon van den auteur, Dirk van Hogendorp, 20 jaar later, dus ± 1800, deze novelle vertooneeld: Kraspoekol of de Slaavernij heet dat stuk; en het ontbreekt hier. Ik wil jullie nu voorstellen mij te helpen met het overschrijven van stukken die ik noodig heb, en die hier niet te vinden zijn.
Allereerst: in Batavische Arcadia van Johan van Heemskerk, 1647; daar komt op blz. 154 e.v. een (berijmd?) geval voor met een krokodil. Dit is een van de allereerste ‘indische bijdragen’; snert natuurlijk, maar misschien wel grappig. Kan je dat voor me eruitlichten en me opgeven wat de rest van het boek zoo'n beetje is? Een paar woorden zijn genoeg.
Dan: bij Vondel schijnen een paar verzen over Indië voor te komen: uitgave W.B. II blz. 453 en III blz. 628. Misschien elders ook, kijk maar een beetje.
Dan: van Jeremias de Decker een gedicht, getiteld: Op mijn Broer, naer Batavia of zooiets. Maar wschl. is dit niets.
Dan (dit is van meer belang) schijnt zekere Matthijs Cramer (of Craemer) in 1670 een gedicht of dichtbundeltje gemaakt te hebben, genaamd D'Indiaense TyfferboomGa naar voetnoot*. Kijk eens wat dat zijn kan; wschl. erg vroom, maar ik moet juist verschillende staaltjes hebben van Compagnies-verdwazing.
Dan is er van Jacob Steendam een bundeltje, van 1671, genaamd Seede-Sangen voor de Batavische Jonkheyt; zie eens of ‘batavisch’ daar iets gemeen heeft met Batavia; want het boekje is op Batavia gedrukt, ofschoon het hier ontbreekt.
Dan moet er het een of andere Rapport bestaan van een koopman J. Keijts, van 1678, waarin eigengemaakte verzen. Die verzen zou ik willen hebben.
Dan bestaat er een boek van Nicolaus de Graeff, genaamd Oost-Indiese Spiegel van 1701. Zie wat dat is, of daar iets indisch in voorkomt, dat de moeite waard is. Maar dit zal wel proza zijn.
Dan: in de Rijmwercken van Abraham Bogaert, een indische dokter, 1723, komen misschien een paar verzen voor met indische gegevens; veel zal het niet zijn.
En tenslotte is er dat tooneelstuk Kraspoekol van Dirk van Hogendorp,Ga naar voetnoot2. in 3 bedrijven; daar zou ik ook een paar fragmenten van willen hebben. Bv. een moment waarop de slaaf Ali een lange toespraak houdt in den trant van ‘wij zwarten hebben ook gevoel’, en een gesprek in het 3e bedrijf tusschen een paar Compagniesdienaren, waarin voor het eerst de mop voorkomt van ‘dat je je geweten aan de evenaar moet ophangen als je naar Indië gaat’. Die twee fragmenten zou ik graag hebben.
In een boek (?) genaamd Personalia, van Hartingh, schijnt poëzie voor te komen van zekeren indischen poëet Van der Geugten. Ik vrees dat dit onvindbaar zal zijn, maar doe hier geen moeite voor, als het maar even tijd neemt, want dit is volmaakt vervangbare snert natuurlijk; ik geef het maar op voor de volledigheid.
Dan is er nog een gedicht of bundeltje, genaamd De Loff der Peperthuynen, 1754, door M. Hemme. Daar graag een stukje van, als je 't vinden kunt.
Dat is alles. Het ziet er, zoo gezien, vervaarlijk uit, maar op die 2 fragmenten van Kraspoekol na, heeft het niets om het lijf, denk ik, want het is een beetje inkijken van de boekjes, en wat je overschrijft zal meestal niet meer zijn dan 30 à 40 regels, of 3, 4 kortere gedichtjes.
Ik reken op jullie, want wie zou me anders hiermee helpen? Er zijn op de Bibl. v/h Bat. Genootschap hoopen boekjes, waar ik zelf al het fraais uit overneem, maar het heele zwikje dat ik je hierbij opgeef ontbreekt.
Schrijf die fragmenten enz. over op dun papier en stuur me het pak aangeteekend. Haast is er absoluut niet bij, omdat ikzelf hier toch ook nog lang niet klaar ben, maar ‘binnen afzienbaren tijd’ moet het wel.
Ik hoop bij Nix of een ander over een jaar bv. een fraai boekwerk te kunnen uitgeven, met een grappig overzicht van onze koloniale bellettrie; anders schrijf ik een groote studie over deze Compagniesscribenten in de Ind. Gids (of zelfs Groot-Nederland). De mentaliteit van die lui is op zichzelf het bekijken waard! Let daarom niet alleen op wat ‘mooi’ is, want dan schrijf je geen regel over, maar op alles wat ‘representatief’ is, - zoowel voor een pietsie van koloniaal ‘begrip’, als voor de constante ‘koloniale baatzucht’. (De Holl. Natie van Helmers is qua naïeve smeerlapperij bv. onbetaalbaar.)Ga naar voetnoot*
Ik vraag me af hoe lang we hier zullen blijven. Maar daarover hoor je natuurlijk nader. Freddy, waar woont je broer de controleur precies? Komt hij nooit op Java? Zeg hem in dat geval dat hij me opzoekt en bij me logeeren kan. Hartelijke groeten van ons beiden voor jullie beiden - huwelijkscher kan het inderdaad niet! - en een poot van jullie
E.
Adres: E. du Perron
Pasir Djeding
Tjitjoeroeg
(Java)