E. du Perron
aan
J. Greshoff
Tjitjoeroeg, 4 maart 1937
Tjitjoeroeg, 4 Maart '37
Beste Jan,
Eergisteren kreeg ik een beroerde post uit Holland: daaronder was een briefkaart van jou. Ik schreef je nu een week geleden een gewone brief, o.a. over de Multatuli die ik nu af heb. Van Querido kreeg ik daarop een alles behalve prettig antwoord: hij wil het boek wel drukken, maar het mag 250 blzn. niet overschrijden (misschien zal het 300 worden!) en verder: onder voorwaarde van ‘gedeelde winst’. Dit wil zeggen, vermoed ik, dat ik er geen cent voorschot voor krijg. Als je weet hoe hard ik eraan gewerkt heb, hoe ik pakken boeken van de Bibl. te Batavia ervoor gehaald heb en teruggebracht, hoe ik 10 à 12 uur per dag soms gepend heb, en anders gelezen en gepend, en dat alles vooral met de moreele steun van nu geld ermee te zullen verdienen, dan is zoo'n antwoord, in 3 regels gesteld, een koud bad. Ik dacht dat mijn naam als schrijver nog iets waard was, en Multatuli als onderwerp ook, en dat M. en ik samen er niet zóóhopeloos uitzag. Maar hoe dan ook, ik ben er weer down van.
Ik zal schoolboeken moeten maken voor de scholen van Douwes Dekker hier; of zoo gauw mogelijk een klerkenbaan zien te vervullen, om coûte que coûte weer wat ‘in het laadje’ te brengen. De brieven die je over Gilles schrijft komen ook mooi in dit concert. Ik heb mijn schoonzuster net gezegd dat zij voorloopig ook die doktersrekening en zoo zou betalen, en dat ik het haar terug zou geven als ik die Multatuli verkocht had. Op f 200- had ik toch wel gerekend; wat is f 200? Als je bedenkt (we spreken nu niet van Maurois en Ludwig) dat de eerste de beste vie-romance-pennist wel 3000 frs. krijgt voor een boekje in de serie van de N.R.F.. Of toch wel 2000 dan, en dat ik, voor Holland, vergeleken bij de meeste van die lieden, een soortement naam heb. Ik vind Querido nog pooverder - neen, veel pooverder in deze historie, als toen bij die Blocnotes. Ik heb hem nu geschreven dat ik anders verwacht had en dat ik het geld noodig heb. Wil hij toch niet, dan heb ik lust om òf naar een ander te gaan (maar dan wil ik ook, contract of niet contract, van Q. af, òf het ms. in een la sluiten, en basta.
Dat dat scheepsjournaal van mij zoo ontzettend onbenullig schijnt te zijn is ook een tegenvaller. Ik vrees dat, als ik een boek over Indië moet schrijven in mijn tegenw. omstandigheden, het precies zóózal worden (gegeven de lui die ik zie), en als ik reizen moet en hoopen geld uitgeven voor materiaal, dan voel ik me bij voorbaat verlamd bij het idee, wat Q. of een ander me voor dàt boek bieden zal. Zeker ook een verdeeling-van-de-winst; tenzij ik een Den Doolaard-reportage van koppensnellers of zoo maken ga, waar ik geen enkele dispositie voor heb.
Goed; ik wacht nu maar het antwoord van Q. af. Maar ik heb nu wel erg het gevoel dat hij ééns een prijsje voor me over heeft gehad - toen hij mij nog vangen moest, met Ducroo - en dat hij voortaan, als je reinste zakenman, alleen van me verbruiken wil als hij het goedkooper met mij bolwerken kan dan met een ander. Prijs voor qualiteit, voor een naam, voor een bepaald mensch onder zijn auteurs, schijnt een begrip te zijn dat niet (meer) voor hem geldt. Maar God weet, misschien sla ik door en moet ik eig. verdomd dankbaar zijn voor zijn voorstel! Het is dan wel laag gezonken met ‘ons, auteurs’.
Ik heb Menno gevraagd of ik niet een rubriek kon krijgen voor Het Vad. Voorwaardelijk wel, maar ik weet al niet meer wat ik schrijven moet, als ik denk aan de zeer tamme mopjes en opmerkingen die nu al uit mijn Multatuli-stuk werden geschrapt. Het is niet dat ik in principe tegen ben, maar ik voel me dan bij voorbaat zoo beknibbeld en met het schrappotlood bedreigd, dat ik geen zin meer heb om de zaak te beschrijven die mij bezig houdt. Ik dacht dat wij - voor de toch werkelijk allerminst vlammende copy die ik maak - een vrije pers hadden. Maar het schijnt in Holland nog maar een pietsie beter te zijn dan hier, waar het één-en-al druk en verleugendheid is.
Ik heb allereerst 2 boeken te bespreken: Boven-Digoel door Dr. Schoonheyt, en de Herinneringen van den ex-regent van Serang, Djajadiningrat.Ga naar voetnoot3. Maar nogmaals, zonder er vlammende taal van te willen maken, ik zou wel een beetje vrijheid willen, of ik doe het niet. Ik zal dus in dit geval de betere betaling van Het Vad. (indien zoo) laten schieten, en deze 2 stukjes maken voor Gr. Ned. Verder (maar dat heeft geen haast) krijg je dan nog van me: Tijden der O.I. Compagnie door Godée Molsbergen en Oud-Batavia van Dr. F. de Haan.Ga naar voetnoot5. Dat is 4 bij elkander, te plaatsen zooals het uitkomt, bv. in elk nr. één. Verder zal ik dan een artikel voor je maken van dat boek van Dr. Pée,Ga naar voetnoot6. dat mij zeer de moeite waard lijkt. Maar toch ook gewoon als boekbespreking, niet?
Nu iets anders, dat mij van belang lijkt. Toevallig lezende in Lanson vond ik deze passage over de Correspondance van Camille Desmoulins, uitg. 1836.Ga naar voetnoot7. ‘Je ne sais pas de lecture plus poignante que les lettres écrites de la prison du Luxembourg: ni romancier, ni poète n'ont jamais noté plus minutieusement, plus énergiquement toutes les convulsions, les tumultueuses angoisses, imprécations, effusions, affectations de courage, espérances folles, forcenés désespoirs, révoltes de tout l'être contre le néant entrevu, tout ce qui compose le terrible drame des derniers jours d'un condamné. Ces pages sont uniques dans notre littérature’.Ga naar voetnoot8. - Nu is die Lanson als het over Mallarmé of Rimbaud gaat, een volslagen cretijn, maar hier kan hij het weleens juist hebben. Kan Jean de Sturler dat boek niet gaan vragen op de Bibliotheek en die brieven lezen; en als ze goed zijn, is het dan niet iets om van die laatste brieven uit het gevang apart een plaquetje te maken, hetzij voor Boucher, hetzij voor Stols? Ik zou ze wel erg graag lezen, en een vergelijking maken met Le Temps du Mépris bv.; ik denk dat Camille het dan glansrijk wint! Ik las ook, indertijd, Le Dernier Jour d'un Condamné van Hugo, maar dat is niet veel soeps, of liever: veel geschreeuw en weinig wol.
Ik stuurde Boucher copy van een zéér curieuze plaquette van hier; een novelle in 1780 geschr. door Willem van HogendorpGa naar voetnoot9. en zoo'n beetje onze Negerhut; in menig opzicht aardig en maar 20 normale blzn. groot, dus hij hoeft er geen groote kosten aan te hebben. Maar God weet, misschien is het ook alweer niks voor hem. Laat hij jou in dat geval de copy zenden, misschien weet jij er raad mee. Het ex. op de Bibl. te Batavia wordt als zoo zeldzaam beschouwd dat het niet uit huis mag. Ik heb Boucher aangeboden er een korte inleiding voor te maken, als hij dat wil.
Beste Jan, je schrijft dat je moe bent en down. Maar ik begrijp dat best en in ieder opzicht. Toch zou ik je in alle ernst afraden hier te komen, het europeesche vee hier is tè stom en van indo's en inlanders ‘vreet je niet’, zooals dat heet. Bep wil het probeeren voor de radio; planters hebben gevraagd om literatuurkwartiertjes! Denk je dit in; ik heb nu weer eens wat planters bekeken, laatst bij die trouweratie van mijn neefje Eddy. Best vee, op het uitbuiten van den inlander na, maar... vee,Ga naar voetnoot10. met of zonder horens, waarmee ik niet bedoel dat er zooveel cocu zijn, maar dat de meeste, als je wilt ongevaarlijk zijn.
Gr. Ned. is er nog niet (ik had je graag daarover geschreven), maar dat is dan voor de volgende keer? Wees niet boos als ik daar weer een gewone brief van maak, want ik heb vandaag alweer voor f 2.50 post en dat mag niet voor iemand wiens copy zoo weinig waard is. O ja, zeg dit aan Menno (ik vergat 't hem te schrijven): laat hij in zijn samenstelling Multatuli-Nietzsche vooral niet vergeten dat N. een pensioen had en dat M. eig. een door-en-door ongelukkige, vervolgde arme tobberd was; dat verandert na eenige jaren iemand totaal, dat kan ik aan den lijve voelen sinds 1933. Er is een poignante brief van M. aan Busken Huet, waarin hij weigert om een overzicht voor De Gids te schrijven omdat hij uit armoede geen boeken heeft en met moeite een krant te leen krijgt. Die brief staat in De Gruyter, deel I,Ga naar voetnoot11. zeg het Menno, of stuur dezen brief op. Mijn correspondentie is niet leuk, voor geen van jullie ditmaal, maar de hoofdoorzaak is die handels-màn van een Querido, die me, misschien als gunst, zoo'n pennyloos voorstelletje heeft gedaan. Heel veel hartelijks toch onder ons allen, en steeds je
E.
P.S. - Wat die kleeding van Gilles betreft, ik schreef nu al lang geleden een brief aan Jean de Sturler daarover en hoop dat de zaak voor-eerst geregeld is. Àlle geld dat ik van Het Vad. krijg (voor het stuk over Lebak) naar J. de S. of jou ter aanvulling van de voorloopig aangebroken reserve voor Simone. Ik hoop binnenkort meer te kunnen sturen.
- Zou je niet een ander uitgever alvast kunnen polsen over wat hij geven zou voor een boek over Multatuli door mij van 350Ga naar voetnoot12. blzn. Zeg maar 350, want dan is het geknibbel misschien overbodig. Het is ± 220 blzn. folio geworden; ik had op minder gerekend. Ik zou er ook 8 portretten in willen hebben, dat lijkt mij niet te veel!
P.P.S. - Stuur dat scheepsjournaal maar weer terug, als er niets mee te doen valt. Misschien kan ik er wat uittreksels van plaatsen, elders; en anders wordt het misschien nog een nouveautétje als ik ad patres zal zijn.