E. du Perron
aan
J. Greshoff
Parijs,Ga naar voetnoot1. 10 mei 1936
Parijs, Zondag.
Beste Jan,
Eerst was ik ziekig, nu is Bep het; oorzaak: dat er bij ons thuis niet meer verwarmd wordt, terwijl er nog flink koude dagen (nachten) kunnen zijn. Enfin, blijkens dit papier ben ik alweer in de circulatie.
Van L'Epi-Devolder kreeg ik vanmorgen eindelijk het portret. Maar... ik zou erop gezworen hebben dat het precies de afdruk is die ik aan jou gaf, geen haar dunner papier, geen haar zwarter afgedrukt, en zelfs met de half-weggeknipte witte rand! Er zijn van die mirakelen in het leven die je maar niet moet zoeken te doorgronden!
Wat nu dat lijstje betreft: je schijnt te vinden dat ik daarop maar geen antwoord meer moet hebben. Dat is misschien ook wel het beste, al begrijp ik niet waarom. Ik zou je al 4 keer dat papiertje gestuurd hebben.
Mijn copy v. Boucher (over dat congres) schijnt definitief weg te zijn; blijkbaar is de post verzot op zulke notities. Kan je mij dus de nrs. van Januari en Februari van Gr. Ned. bezorgen? - zoo noodig tegen betaling, maar liever niet, natuurlijk.
Rest nu nog die weggeraakte Mei-copy. Ik hoop dat je brief aan Holkema iets uit zal werken, maar als Coenen verdwijnt, zal er wel heelemaal geen verhaal meer op zijn. En schadevergoeding ervoor vragen behoort misschien ook tot de ‘gekkigheid’. Als die blzn. weg blijven, hoop ik er nog maar één ding: dat Coenen ze heeft ingeslikt en dat dàt hem de dampen heeft aangedaan. Dan is het tenminste dààrvoor goed geweest.
Je zegt dat je het zelf ‘minstens even vervelend’ vindt als ik. Ik geloof dat er toch nog een verschil is: ik erger me groen, dat dingen die ik opgeschreven heb (niet om geld te verdienen maar voor mezelf) door slordigheid van Coenen, Raedt of een dergelijk iemand zoo maar kunnen worden vernietigd; en dat ik eigenlijk onmachtig ben om ze te reconstrueeren. In ieder geval, ik blijf hierbij: als ze inderdaad weg zijn, zal ik zoonoodig zelf Holkema en Warendorf om een schadevergoeding vragenGa naar voetnoot*, en van jou wil ik dan alles terug hebben, om te probeeren die 6 blzn. in mijn hersens terug te vinden. Dat ook dat rot genoeg is, hoef ik zeker niet te zeggen. Ik neem aan dat ik lastig ben en vol gekkigheid, maar dat zinnetje over het pleepapier van Reeuwijk was niet van mij, maar van Vestdijk, en hoe dan ook, als die copy wegblijft, komt het op hetzelfde neer.
Laten we hier niet meer over schrijven tot het zoeken van Holkema (of wie dan ook) een definitief resultaat heeft opgeleverd. Jij schijnt te denken dat ik me die 6 blzn. erg aantrek; als dat zoo was, had het nog niets verwonderlijks, maar de kwestie is dat zooiets als dit mij het plezier in de heele verdere reeks bederft. Ik neem aan dat je deze gewaarwording kent en dat je dit niet ongepast van mij zult vinden.
Later meer en beter; ik heb nu nog de pest in, en over de heele linie. Hartelijke groeten niettemin van je
E.