E. du Perron
aan
F.E.A. Batten
Parijs, 5 maart 1936
Parijs, 5 Maart '36.
Beste Freddy,
De Multatuli is gekomen en inderdaad compleet op behoorlijk papier; ik heb hem dus maar gehouden. Dat is één zorg minder!
Jammer van The House of Souls. Ik zal het boek aan Vestdijk vermaakt hebben. Maar ik kan er ook wel buiten.
Ik heb Ter Braak mijn ex. Aboe Bakar cadeau gedaan; het eenige boek van Maurits dat ik nog bezat. Uit de Suiker ben ik kwijtgeraakt, of heb ìk jou die gegeven? 't doet er ook niet toe..., en Goena-Goena gaf ik aan de W.B., met een indeeling in hoofdstukken ‘van mijn hand’, voor een herdruk, daar ondernomen.
Ik las nooit een ‘particulier’ sonnet van Jacques Perk, en überhaupt niets dan wat in de latere drukken van zijn verzen werd opgenomen. Ik ben wel benieuwd naar deze particularia; kan je me een afschrift bezorgen? Ik weet niet of Van EyckGa naar voetnoot2. er èrg geheim mee doet; anders kan je ze hem misschien voor mij vragen. Zeg maar dat het in ruil zou zijn voor de particularia over Baudelaire die ik hem in Bergen eens onthulde. Ik heb altijd veel voor Perk gevoeld, wschl. omdat ik hem in de goede chronologische volgorde ontdekte; toen ik 17 was, in Tjitjalengka, en niet na Kloos en Van Eeden, waar ik nooit van gehoord had, maar bel et bien na Bilderdijk, Beets en Da Costa, die ik toen als echte dichters tot mij nam, - in groote pakken bij chineesche uitdragers gevonden. Mij is een jeugdvriendschap voor dezen typischen jeugddichter bijgebleven, waarom ik nooit erg genoten heb van de grapjes op zijn vlasbaard en zijn burgerlijkheid. Hij was - als De Génestet - voor Holland en voor zijn tijd een pittige, wat zeg ik? frissche figuur. En het quantum oorspronkelijkheid om toèn Shelley na te schrijven en niet Beets (of zelfs Potgieter?) was natuurlijk verbluffend. De Mathilde blijf ik bovendien charmant vinden, bij alle ouderwetsche houterigheid - of houtgravure-ach-tigheid; en dan, zooals je weet, ik heb in de bibliotheek hier een ànder voorbeeld voor Iris ontdekt, schokkend gelijkend, in de werken van de sieur Dufour de la Crespelière. (Als je je hiervoor interesseert, moet je 't naslaan in
D.G.W. van 1933, meen ik, of anders in de copy van mijn BlocnotesGa naar voetnoot4. die nu bij Boucher ligt - je vindt het daar gemak-kelijk, want het is een opgeplakte en gedrukte tekst, bovendien in versvorm.) Misschien is dit iets om aan Van Eyck ‘aan te brengen’.
Maar, met alle waardeering dus voor Jacques, ik zie niet goed wat zijn particularia aan de waarde van Kloos zouden afdoen. Rudie schreef me ook opeens heel booze - en eigenlijk heel geschrokken dingen - over de tachtigers, na lezing van Vincent Haman. Ik moet bekennen dat ik al die keuken-en-bed-details erg amusant vind en zeer de moeite van het kennen waard (je kent trouwens mijn zwak voor alle ‘menschelijke’ details, m.a.w. voor gossip), maar dat ze voor mij totaal gescheiden blijven van het talent van dichters als Kloos bijv., die, hoe je 't ook draait, tenslotte onvergelijkelijk superieure resultaten bereikt heeft dan de vroeggestorven - en, be it geniale, - Jacques! Het probleem wat Perk had kunnen worden als hij doorgeleefd en -gedicht had, is een aantrekkelijk en hopeloos probleem, in het genre van St. Just die Napoleon gestuit zou hebben en van Tinan, die misschien een belangrijker auteur zou zijn geworden dan Gide en misschien ook een Porto-Riche van den roman-feuilleton. Ik voor mij geloof dat Perk, minus de blonde lokken van de jeugd en het pagekarakter, en plus een latere pondereusheid, een beetje op Verwey zou hebben kunnen lijken, meer althans dan op Kloos, Gorter of Van Eeden; maar misschien zou hij zich ook alleen maar ontpopt hebben tot de koppigste concurrent van Hélène Swarth.
Ziezoo, dit is een lange brief. Heb je de vermakelijke stukken van Greshoff in De Groene en Het Vad. gelezen over het sublieme artikel over holl. literatuur in de fransche encyclopaedie van De Monzie?Ga naar voetnoot5. Ik kan je - als je lachen wilt - èn de kritieken èn het artikel aanbevelen.
Hartelijke groeten van je
EdP.