E. du Perron
aan
M.B.B. Nijkerk
Parijs, 28 januari 1936
Parijs, Dinsdag.
Beste Nijkerk,Ga naar voetnoot1.
Sinds eenigen tijd vertelt Henri Mayer mij dat jij mij geholpen zou hebben aan een volledig ex. kop-uitgave (Elzevier's) van Multatuli. Nu is het bezitten daarvan - sinds ik zoo idioot was om mijn ex. met een gorgeldrankje te verpesten - een van mijn lievelingswenschen. Maar hoe komt Mayer aan jou in dit verband? Ik kreeg nu, eindelijk, een ex. uit Arnhem en was in de 7e hemel; pakte het uit en stortte diep in de Tartarus. Het ex. is z.g. ‘goed’, maar bruin van de vlekken - piqué wat je noemt (hoe zegt men dat in de nederlandsche tale?). In mijn wanhoop en ontsteltenis wend ik mij dus tot jou; misschien is er iets waars in dat idee van Mayer, misschien heb je hem inderdaad over zooiets gesproken. Bezit je misschien een kop-uitgave die je kwijt wil, en kan ik die van je overnemen? Schrijf mij omgaand hieromtrent 3 woorden.
Hoe gaat het verder? Hier matig, maar niet om ontevreden over te zijn. De Greshoffs zijn in Parijs, maar zoo ver van ons af dat wij elkaar alleen na gecompliceerde reizen kunnen ontmoeten.
Hartelijke groeten, ook van Bep en aan Han, gaarne je
EduP.