E. du Perron
aan
A. Roland Holst
Parijs,Ga naar voetnoot1. 14 december 1935
Parijs, Zaterdag.
Beste Jany,
Ik leef in de gekste mikmak. Mijn vriend de Grave (mijn oudste vriend, ik ken hem van mijn 13e jaar af - hij is Rudie van Geen in Het L.v.H.) is op weg naar Indië en vol hoop daar iets voor mij te vinden. Als het hem lukt, neem ik meteen aan en verdwijn. Ik beloofde het hem, dus...
Aan de andere kant heb ik mij nu hals over kop in mijn nieuwe boek geplonsd; ik bestudeer van alles en nog wat en het gaat de laatste dagen als gesmeerd. Het is overigens duidelijk dat ik dit boek in Indië niet schrijven kan.
Daarnaast heb ik wschl. een vertaler gevonden voor Het L.v.H., en wel de broer van Franz Hellens. Hij gaat wschl. de eerste lezing in het fransch brengen, die daarna dan opgewerkt wordt door mij en Pia, en daarna nog eens geheel gekeurd zal worden door Malraux.
Iets geheel anders is dat ik er een engelsche lezing van zou willen. Bep denkt nu aan Renier,Ga naar voetnoot2. een Hollander die engelsch schijnt te schrijven als een Engelschman en die vaak uit het duitsch en zoo vertaalt. Van Eyck is met hem bevriend, maar ik heb het adres van V.E. niet. Zou jij nu zoo goed willen zijn V.E. even hierover te schrijven: d.w.z. 1o wat hij denkt van een vertaling van H.L.v.H. in het engelsch (het is absoluut niet gezegd dat in dezen tijd, na Huxley en Forster, dit boek geen succes kan hebben juist in Engeland), 2o wat hij denken zou van Renier als vertaler. Als hij gunstig adviseert zal ik hem schrijven om het adres van Renier; geef jij mij dan zijn adres op.
Buning, die met den dag werkelijk abjecter wordt èn door opgeblazenheid èn door journalistieke dans-en-tooneel-matige imbeciliteit - de straatzangersfrischheid die Henny hem verwijt nog daargelaten - heeft een stukje geschreven, in de rol van een sultan (!) over zekeren van der Woude, Jo v. Ammers-Küller en mij tegelijkertijd.Ga naar voetnoot3. Het is de onkunde en het onbegrip in de theaterspullen van het café-chantant Lacmé. Het spijt mij telkens weer, als ik zooiets lees, dat ik zoover af woon, en dat ik dit soort lieden niet eens ontmoeten kan om ze precies te vertellen wat ik van ze denk. Over hen te schrijven wordt zoo eentonig. Enfin, als ze me komen opzoeken (Otten en Halbo Kool) ben ik ook ontevreden; het is nooit goed voor me! Als ik in Indië ben, heb ik dit racaille tenminste ver genoeg van me weg, wil ik hopen.
Zoo'n Buning is tenslotte toch ook een totaal verkocht en verleugend stuk drol, - daar valt toch ook niets dan amen meer op te zeggen, al schrijft het heerschap af en toe een aardig versje. Als je oogenblikken hebt dat je aan jezelf twijfelt, denk dan eens aan 20 jaar geleden, toen jullie allemaal begonnen: jij, Van Eyck, Buning, Jan, Jacques. Je mag dan toch wel trotsch zijn op het resultaat dat je - met behulp van bepaalde omstandigheden misschien - bereikt hebt, of hebt weten te handhaven. Jan is dan toch ook lang de slechtste niet. Ik bedoel dit alles niet alleen uit menschelijk of kunst-oogpunt bekeken, maar juist ten opzichte van een kruising van de twee. Onze kunst is immers toch maar een deel van onze menschelijkheid. (Zèlfs bij Slauerhoff!)
Van der Meulen schreef me laatst iets heel grappigs: hij had H.L.v.H. cadeau gedaan aan prof. Kernkamp.Ga naar voetnoot4. Deze had het ‘met waardeering’ gelezen; maar het aardigste van alles was dat hij eruit merkte dat hij met mijn vader op de H.B.S. (of het gymnasium?) geweest was in Haarlem; en dat hij zich mijn vader heel goed herinnerde. Zooiets is ook ‘poëzie’, vind je niet? Tenminste van hier gezien; want als ik Kernkamp nogeens opzoek (zooals ik V.d.M. beloofdeGa naar voetnoot5.) kan het nog heel leelijk tegen vallen. Ken jij dezen Kernkamp persoonlijk?
Is Slau nu alweer in Holland? - Ik houd op met krabbelen. Schrijf me even als je antwoord hebt van V. Eyck, en geef mij in ieder geval zijn adres, ook voor mogelijke andere dingen.
Veel hartelijks, ook van Bep, en dank. Een hand van je
E.
P.S. Van Querido kreeg ik bericht dat de kosten van De Smalle Mens er al uit zijn, wat voor een essaybundel in Holland lang niet mis is, en, naar het schijnt, heel wat beter dan met de bundel essays v. Anth. Donker. Maar hoe zit dat???