E. du Perron
aan
A. Roland Holst
Le Roselier-en-Plérin, 17 november 1935
Le Roselier, Zondagavond.
Beste Jany,
Dank voor je aardige brief. Jan heeft me inderdaad met een soort wanhoop over Van Eyck geschreven. Het had hem echt aangepakt, zei hij, hem na zooveel jaar weer terug te zien en dit waar te nemen als resultaat van de oude illuzies. De goede Jan beschouwt Van Eyck als niets minder dan ‘mislukt’. Waarin hij zich ongetwijfeld vergist, om met Epictetus te spreken, want deze man die jaren lang de rol van dichter en zelfs van essayist slecht gespeeld heeft en bijgevolg zijn goede rol niet vervuld, leeft daar nu in, en zal waarschijnlijk als professor iedereen en zichzelf gelukkig maken (ondanks de beroerde rede, maar alweer, zijn rol is niet die van redenaar). Ik heb een zeer sympathieke indruk van hem behouden, misschien omdat ik over niets dan bibliotheek-aangelegenheden met hem gepraat heb. Maar niet alleen daarom: ook omdat hij als mensch eenige eigenschappen moet bezitten die ik onder de hoogste ben gaan stellen, nu ik de 36 gepasseerd ben.
Ik zit hier op het oogenblik alleen, Bep en Alijn komen morgenavond. Ik heb ontzettend gewerkt aan notities, die zich sinds maanden hadden opgehoopt: ik doe hier in 3 dagen wat mij in Parijs in 14 niet lukt. Heb jij geen lust om hier te komen? de reis kost 3e klas (leeren banken!) 90 frs. vanuit Parijs. Hier ben je gevoed, zéér goed, gehuisvest en alles voor 25 frs. per dag. De streek is charmant, zie voor beschrijving Ducroo.Ga naar voetnoot2. (Heeft de jonge Van Eyck daar nog leering uit geput?)
Je kwatrijn is heel mooi. Als je het niet elders publiceert, d.w.z. het alleen in geheim laat circuleeren, mag ik het dan openbaren in een ‘blocnote klein formaat’?Ga naar voetnoot3.
Jan heeft beloofd dat hij probeeren zou mij in Gr. Ned. een rubriek te bezorgen voor deze notities: letterlijk over allerlei, iets van 7 à 8 blzn. per nummer. Als hij daarin slaagt, heb ik hier al een voorraad klaarliggen tot voor September volgend jaar! - In Forum schijnen ze de 2e portie uitgesteld te hebben tot het allerlaatste nummer; ik zeg ‘schijnen’, ofschoon ze zeker niet in het November-nr. staan, maar dit ‘schijnen’ slaat op ‘uitgesteld’. Het kan zijn dat ze het met vreugde àfstellen, daar in de drukkerij, Menno's waakzaamheid ten spijt. Maar Virginia staat er in! Wat je noemt een ‘hupsche satyre’, niet onverwant aan Stephen Leacock.Ga naar voetnoot5. Zoodra je het uit hebt kan het je al niks meer bommen. Daar wordt nu de katholieke kerk door bedreigd!
De vader van Virginia, die zooals je weet nu Menno's zwager is, heeft hem overigens geschreven dat hij het wat kinderachtig van ons vond om zoo koppig te blijven, dat wij hooghartig hadden moeten toegeven, en dat het nu zoo jammer was van het verloren afzetgebied. Deze ‘volwassen’ geest spreekt uit een uitgerekt vegetariërslichaam van 22 jaar. Hij is trouwens met Truida naar Vic gegaan, d.w.z. heeft zich door Truida, wier houding hierin ook zéér ‘volwassen’ is, aan Vic laten presenteeren, met het oog op... de kolommen van de N.R.C. Ik ben een verkalkte querulant naast deze jeugdige soepelheid. Maar Vic, die in soepelheid om de dooie dood niet voor hem onderdoet, heeft hem gansch verrukt op het afzetgebied van de N.R.C. ingehaald. Alles bij elkaar is het een figuur die Otten ver in de schaduw laat.
Ik geloof dat ik een moraliseerend gedrocht geworden ben, of wordende ben, maar ik heb, als ik zooiets hoor, alleen maar het duidelijke bewustzijn dat je zoo'n halfzachte drol toch geen hand geven kan. Beteekent dit dat ik niet ‘hoog’ genoeg leef? - het zal wel. (Ik zou er zeker minder gevoelig voor zijn, als ik niet voortdurend gekweld werd door associaties die ik nu wel niet nader hoef aan te duiden, sinds onze laatste ontmoeting.)
Het zou mij plezier doen als Slau spoedig genas. Ik heb een soort huiver om de vriendschap over te beginnen, na wat er gebeurd is, maar ik denk tòch wel met vriendschap aan hem. Het is een arme bliksem, die toch veel meer waard is dan zijn gespletenheid doet veronderstellen; en ik hoef mij niet eens voor te houden dat ik toch niet het recht heb om hem nu heelemààl te beoordeelen naar zijn mindere kant, ik voel dat heel duidelijk zonder redeneering. Ik zou ook graag wat voor hem doen. Maar een werkelijke vriendschap met hem is, geloof ik, onmogelijk; niet zoozeer nog van mijn kant alswel door hem zelf.
Met onze plannen staat het zoo vaag als maar mogelijk is. Financieel gaat het voorloopig nog best; verder is Bep voor Indië goedgekeurd, door een dokter (met tropenpractijk) in Den Haag; - maar 1o is gaan naar Indië toch een heele stap, 2o vindt Bep in Holland wonen het ergste wat er bestaat, 3o zou ik mijn boek geschreven willen hebben alvorens naar Indië te gaan, enz. enz. Op het oogenblik denken wij erover om misschien toch maar een jaar in Aix-en-Provence te gaan zitten, waar ik dat boek dan schrijven kan. Holland, hebben wij uitgerekend, komt, als je de belasting meetelt die wij nu niet betalen, precies zoo duur uit als Parijs; dus als het niet is voor een baan, hoef ik Bep niet te dwingen daar te wonen, terwijl wat de ‘inspiratie’ betreft, Aix het voor mijzelf ook wint, naar alle waarschijnlijkheid. In Holland zou ik jou, Henny en Menno hebben, maar toch ook niet zóó vaak; en daartegenover staat de ellende die Bep beleven zou aan haar oude kennissen, wat haar als simpel vooruitzicht al uit haar doen brengt! Dus... Maar uit Parijs zullen we in April wel weggaan.
Ik eindig hier, met dit vaags. Tegen dien tijd hoor je 't wel. - Hartelijke groeten, plus een hand, van je
E.
P.S. - Wijzitten hier tot begin December. Schrijf dus nog eens, tenzij je zelf komt.
Kan je me het adres van Van Eyck niet eens opgeven? Gaat Henny nog bij hem college loopen?