E. du Perron
aan
J. Greshoff
Parijs, 13 en 14 juni 1935
Parijs, Donderdagavond.
Beste Jan,
Hierbij het stukje van Groenevelt, dat mij door Hein gewerd. Lees en geniet het; ik vind dat je ook op dit gebied gedocumenteerd mag zijn vóór je over Ducroo schrijft. Mijn vervloekte aard geeft mij telkens lust om op al deze nobele fielterigheden te antwoorden, maar mijn geest zegt mij ditmaal: Waarvoor? Wij zouden allemaal toch tè dom zijn, als we dit niet precies zoo hadden voorzien! Waarom zou het rapalje anders blijken dan het is?
Stuur mij het lekkers na gemaakt gebruik terug - vergis je dus niet in het gebruik. Dit alles gaat voorloopig bij mij in één doosje. Later nog wel waar het hoort.
De heer Coster heeft mij inderdaad nooit van een gelijksoortige repliek gediend, zooals deze heer Groenevelt zoo innig-tevreden beweert.Ga naar voetnoot1. Hij vond het beter om op de vuilste manier gal te spuwen, vermomd als ‘Spectator’. En dit is precies de nobelheid die al deze ridders van de verkapte hoogheid karakteriseert.
Verder geen nieuws. Ik voel mij physiek nog altijd beneden nul; het schrijven van het geringste briefje kost mij inspanning. Vertalen kàn ik gewoon niet; met groote moeite werkte ik mee aan Henny's prospectus voor den verhalenbundel. Ik had vandaag willen zwemmen, maar dat werk heeft het plan weggevaagd; bovendien ben ik een beetje bang voor de eerste keer in het zwembassin, zooals ik in Brussel bang was om in die hoepelende schuitjes te gaan, altijd omdat ik alle zelfvertrouwen mis door die verdomde hartkloppingen, die me telkens overvallen en die soms een half uur duren. Ik lees langzaam Anna Karénine, dat zoo vervelend is als Robbers, alleen maar 10 × ‘belangrijker’. Niets haalt voor mij toch bij Stendhal! - hij is de eenige die mij meteen vertrouwen en goed humeur geeft; zoodra ik 5 blzn. van hem ‘op’ heb, - 2 blzn. zelfs; en soms 5 regels.
Ik wou dat ik ergens in het Zuiden van Frankrijk zat, in een rustig stadje, met Bep en het kind, niet in dit Parijs dat wel aardig is, maar toch vermoeiend en versnipperend werkt, als je behoefte aan rust hebt. We kennen hier al tè veel menschen! Daarginds zou ik rustig een paar echte mooie boeken lezen, die me lust zouden geven om te werken; ik zou wat wandelen en lezen tot mijn fut terugkwam. Hier kan ik niet eens een blzij Fermina vertalen, op het oogenblik; ik ben dan geestelijk buiten adem, en physiek bijna ook. Soms verlang ik wanhopig naar een BAAN, alsof dààr de rust vandaan zou komen. Je begrijpt, als ik je zulke dingen schrijf, misschien, dat ik niets overdrijf als ik zeg dat ik de grootste bewondering heb voor wat jij aan rotwerk presteert, en zooals je je dan nog houdt.
Hartelijk je
E.
Ken jij iemand die mij kan helpen aan Het Avontuur van Van Genderen Stort, en aan Paul Hooz en Lambert Brodeck? Heeft Nijkerk die boeken niet, en kan je ze me niet goed-verpakt laten zenden? Maar Nijkerk heeft het ook niet ‘op me’, vraag ze dus voor jezelf.
P.S. - Je hoeft hier niet lang op te antwoorden; ik schrijf je zooals het uitvalt - en naarmate de ‘adem’ strekt - soms lang, soms kort. Dit schreef ik terwijl de badkuip zich met het water vult, waar ik mij nu in ga ‘vautreeren’.
Vrijdagochtend.
Ik doe er nog een stukje bij uit de Haagsche PostGa naar voetnoot2. dat daarnet binnenvalt. Dit is ook nog een hollandsche reactie; eerlijker, d.w.z. zonder haat van de Groenevelts, maar ontevreden uit gebrek aan stichting. Hoe de man denkt, moet je maar niet probeeren na te gaan; één ding blijkt er krachtig uit: dat een groote intelligentie toch eigenlijk niet veel beteekent. Een schrijver moet schrijven voor ons = wie is die ‘wij’? hoe ziet die er uit? wat moet die hebben (behalve stichting - en natuurlijk ‘schoonheid’)? Je zou een cursus kunnen beginnen naar aanleiding van de kritiek op Ducroo.
Van je ex. met wit doorschoten heb ik al 2 dln. klaar, vandaag begin ik zachtjes-aan aan het 3e. Misschien kan je alles meenemen als je hier komt. Nogmaals gegroet.
E.