E. du Perron
aan
F.E.A. Batten
Parijs, 22 mei 1935
Parijs, Woensdag.
Beste Freddy,
Dank voor je lange brief, die mij vooral plezier doet om wat er tusschen jou en mij - meer onbewust dan je wschl. vermoedt - aan ‘Indië’ bestaat... Afgescheiden daarvan vind ik het natuurlijk heel prettig dat het boek je niet tegengevallen is, na al het gepraat erover; en dat je je zooveel moeite geeft om het te ‘plaatsen’, vind ik alleraardigst van je! Een ander portret voor je heb ik niet; als ik er moet laten ‘namaken’ heb ik er weer een hoop, en dat wou ik vermijden. Maar ik wil je wel een kiekje sturen van ‘de kleine Ducroo’, dat met het schotsche dasje waarvan sprake is in het boek,Ga naar voetnoot1. en een van ‘de jonge Indischman’ - 19 jaar, even vóór ik naar de krant van Wybrands ging, en destijds zéér gelijkend -Ga naar voetnoot2. (gemaakt bij Beng Ik Tjang te Bandoeng, en met een sterk indische kant!) Je kunt deze 2 foto's laten overkieken voor weinig geld, als je een geschikte man daarvoor vindt, en stuur mij dan ook een afdruk, want meerdere exx. heb ik niet. Maar schrijf eerst of je dit wel wilt.
Ik hoop dat ik van den bezadigden Rudie ook nog een west-indische reactie krijg.
Nu antwoord op een paar punten:
Wat je van die naamsverandering zegt gaat alleen op omdat jij mij persoonlijk kent. Maar het was het eenige logische, want de ‘historische waarheid’ is op vele punten verkracht, en bovendien zouden de andere namen dan ook echt hebben moeten zijn (standpunt complete mémoires) Wat je van Barnabooth zegt in dit verband is juist, maar van Brulard volslagen ònjuist (ik vraag mij nu zelfs af of je Brulard wel ooit las?), want Stendhal is nog veel meer Henri Brulard dan ik Ducroo; vergis je daarin niet omdat je Stendhal niet gekend hebt! En de ‘gesprekken’ zijn bij mij natuurlijk allesbehalve stenografisch opgenomen, dus technisch toch zeker geheel door den ‘romancier’ gearrangeerd. Enz.; er zou nog veel meer over te zeggen zijn, zooals over deze heele ‘ik’-zeggerij trouwens, van Benvenuto Cellini tot Jean Guéhenno...
Over Edy Batten moet ik nog altijd met je praten, want de vervalsching van jouw kijk, beïnvloed door je gevoel voor Annie, is enorm. - Wat je verder van dat drama zegt is natuurlijk waar: het zou op zichzelf een aangrijpend verhaal kunnen vullen. Maar daarom juist: in mijn herinneringen zou die geschiedenis zijn ‘overgeloopen’, en de infaamheid die schrijvers veroorloofd is, heeft toch zijn grenzen... Daarom is hier, en ook elders, de waarheid vermomd; zooals je ook wel kon verwachten!
Rudie heeft misschien gelijk dat de bohémien-tijd ontbreekt: die paar zinnetjes in Tanya-TeresaGa naar voetnoot4. zijn natuurlijk al te onvoldoende - maar op 2 plaatsen kon ik mijn vorige schrijverij niet nogmaals overdoen: bij de zelfmoord van mijn vader, die ik 10 × beter had kunnen maken als ik Huize-aan-Zee niet geschreven had, en bij Montmartre, waar ik nu eenmaal alles over gezegd heb in Een Voor-bereiding. Tant pis; en ik troost mij met het idee dat belangstellenden die episoden dan maar ter plaatse moeten naslaan, omdat zij dan toch bestaan, en dat Ducroo ook nu al veel te dik is!
Ter Braak is natuurlijk allerminst ‘barokker’ dan Wijdenes; hoe kom je daarbij? Ter Braak is èn veel completer dan dit ‘portret’, dat om in een zoo kort bestek gelijkend te zijn - gelijkend beteekent: overtuigend - een beetje caricaturaal moest worden opgezet, èn Ter Braak heeft iets dat bij Wijdenes allerminst vaststaat: een verdomde hoop ‘talent’. Ook hier is het natuurlijk zoowel goed als niet-goed om het model te kennen. De vraag is: wat is Wijdenes voor iemand die Ter Braak niet kent?
Ik heb geprobeerd in mijn slotbrief van Ducroo - die ik 3 × omgewerkt heb - mijn standpuntGa naar voetnoot* toch anders te belichten dan in De Sm. Mens. Vinden jij en Rudie dat dit gelukt is, of blijft het toch eig. precies hetzelfde? Ik zelf heb hierover geen enkel idee, nu alles gedaan is.
In mijn leven een ‘gelukkige invloed van het toeval’? - je bent blijkbaar niet met weinig tevreden wat rotzooi betreft...
Dat Jane zwijgt is force majeure. De heele invloed van Jane kan alleen ‘voelbaar’ zijn; zoo wil het het leven, amen. Technisch gesproken kan men natuurlijk alleen zeggen dat deze heele Jane ‘niet bestaat’, en misschien des te beter dan.
De heer Ströbl heette in werkelijkheid Knebel. En de geleerde van Bali: Neubronner van der Tuuk; en de man met de baard (toean Boetå): Stein Callenfels. Voilà.
Het verhaaltje over de douairière is mooi, maar er moet iets abuis zijn. Mijn vrouw kent nl. mevrouw Mangarduc heel goed, en ook haar moeder, die gestorven is; bovendien schrijf jij zelf dat de dochter Alida Doorman heet van zichzelf, en de mama Hora Siccama-Jäger; hoe zit dat? Wat ik ervan onthoud is trouwens alleen dat deze mama blijkbaar meer van mijn mama weet dan ik-zelf, aangezien zij er zoo zeker van is dat ik ‘gelasterd’ heb. De smeerlapperij van dit soort bourgeoises is werkelijk van God gegeven en onuitroeibaar. (Misschien kan je hieraan nameten wat ik absoluut onverdragelijk van je vind als je op interessante bakerpraatjes bij ‘Betty’ uitgaat).
Die klewang-historie van Edy kan waar zijn, maar dan toch wschl. bij een andere gelegenheid. Ik heb een z.g. ‘pathologisch geheugen’ op dit gebied en verzeker je dat mijn lezing precies is zooals Edy de zaak aan mij heeft verteld.Ga naar voetnoot5. Want als hij den man met zijn eigen klewang gemold had, dan wordt de tik die hij er zelf dan nog mee krijgt, wel èrg onwaarschijnlijk... dat is te veel heen en terug, zelfs voor een klewang.
Tenslotte deze mededeeling: het omslag-vignet van Ducroo is van A. Alexejeff, die het model was van Goeraëff, en van wien je ook verder wel zal hebben gehoord. Querido vond die teekening, die ik charmant vind, erg matig en heeft het blijkbaar tot het laatste toe verdomd de naam van den maker te vermelden(!), terwijl die naam toch ‘beroemder’ is dan die van alle hollandsche teekenaars en duitsche emigranten waar hij over beschikt. Je hebt soms van die rare gevallen.
Ik eindig in haast. Groeten aan Wim en Rudie, en van je
EduP.