Brieven (herziene editie)
(2015)–E. du Perron– Auteursrechtelijk beschermdE. du Perron
|
1. | ‘Avond met Goeraëff’ - later geschreven, en eig. exposé van alles wat volgen gaat, alle onderwerpen worden er al in aangestipt: erfe-nis, Indië, liefde, politiek... Ik vind dit hfdst. ‘knap’, maar meer niet; op een paar ‘rake opmerkingen’ na is het voor mij alleen aardig om het croquis van Goeraëff, een van de meest geslaagde ‘schimmen’. |
2. | ‘Hoofdzakelijk Viala’ - onzuiver als ‘gesprek’, want veel te veel verweven met de ‘kroniek van de erfenis’. Misschien is Viala daarom ook de meest ‘schim’ geblevene! (Refoulement?) |
3. | ‘Bella op de Divan’ - dit is qua materie erg ‘waar’. Lees het vooral over: ik heb er erg aan verbeterd en geloof dat het nu stukken beter is dan toen jij het las. Eigenlijk staat hier het leidmotief van de ‘gesprekken’ in.Ga naar voetnoot* |
4. | ‘Gesprek met Heverlé’ - als gesprek misschien het beste. Dat vond jij, meen ik, ook. En iedereen: Greshoff, Marsman, Jan van Nijlen zelfs. |
5. | ‘Bezoek van Wijdenes’ - dit is toch niet slecht? Om allerlei redenen is het mij ‘uit het hart gegrepen’. |
6. | ‘Dubbelportret van Arthur Hille’ - althans de tweede helft (de eerste is een placenta van de indische herinneringen). Of tel je de 2e helft, als te zeer verhalend, toch ook niet tot de ‘gesprekken’? Dan vloeien de genres hier samen... |
7. | ‘Terug in Parijs’ - reprise en verdieping van ‘Bella op de Divan’. Maar ook: strijd met de politiek (die in ‘Wijdenes’, in het korte gesprek met Graaflant, in het eind van ‘Kontakt met de Wet’ telkens weer het hoofd opsteekt.) |
8. | ‘Tanya-Teresa’ - eerste deel, als Goeraëff over Tanya vertelt. Of is dit, als Arthur Hille 2, een ‘verhaal’ en geen ‘gesprek’? Toch is er een groot verschil tusschen dit gesproken verhaal, en wat erop volgt, het geschrevene en ‘herinnerde’ Teresa-stuk. |
9. | De gesprek-flarden met de ouweheer en ouwedame, met Goeraëff en de Heverlés, in de politiek-journalistieke hfdstn. laat ik liever niet tellen. Daar is het met recht saus om de verdere rotzooi te laten slikken. |
* * *
Ik weet niet of je iets hebt aan deze opmerkingen; mijn bedoeling is heelemaal niet je iets ‘voor te duwen’ wat niet een ontdekking van jezelf bevestigt. Want in werkelijkheid begint je kritiek mij natuurlijk pas te ‘treffen’, waar je me dingen openbaart die ik zelf niet ontdekte, en indien van iemand, dan verwacht ik deze ‘treffers’ inderdaad van jou! Spaar ze me niet, ook als je denkt dat ze onaangenaam smaken.
Maar technisch gesproken is de confrontatie Ducroo-Proust toch niets anders dan Brulard-Proust - zonder éénige twijfel, ook al zouden er de grootste verschillen bestaan tusschen Ducroo en Brulard. Uiteraard geloof ik dus dat de verschillen tusschen de 2 laatsten boeiender zullen zijn dan tusschen Ducroo en Proust. (Ik ken Proust heelemaal niet goed, maar Bep beweert dat Ducroo, zelfs in de passages die jij als ‘proustiaansch’ aanstreepte, met Proust niets te maken heeft. Komt de overeenkomst hier niet voort uit het feit dat jij ‘Proust’ zoekt? - zooals ik een tijdlang altijd, als het maar éven ging, Barnabooth wilde terugvinden.) Lees in ieder geval eerst Brulard, ook in dit verband (mogelijke overeenkomst met Proust). Ik voor mij geloof dat er 2 invloeden in Ducroo zijn: Brulard voor de herinneringen - heel sterk - en Barnabooth (tòch nog!), voor de gesprekken. Verder kan ik het bij mijzelf niet nagaan. Tenzij misschien een beetje Malraux, hier en daar, uit ‘besmetting’?
Wat nu het geheel betreft, dat heeft met Stendhal of Larbaud niet veel meer te maken. Wàt lijkt op deze ‘roman’? Misschien de Havelaar toch nog het meest! Je hebt daar ook geromanceerde mémoires, met allerlei bij- en voorwerk en een epiloog (mutatis mutandis is mijn ‘Brief aan Wijdenes’ of ‘Open Einde’Ga naar voetnoot1. toch de slottoespraak van Havelaar!) - en je hebt daar vooral de in romantechniek opgedischte gesprekken (over Amy Robsart, enz.!) Ik heb de Havelaar in geen tijden ook maar ingezien, maar dat wil niets zeggen, zooiets kan na 10 jaar nawerken.
Ik geloof dat ik nu werkelijk wel alles over dit boek gezegd heb wat ik ± ‘objectief’ zou kunnen zeggen. Als een latere ‘Ducroolâtre’ deze brief vindt, moet hij er minstens een tientje voor geven, te meer waar hij begint over het andere product dat ongeveer gelijktijdig ter wereld kwam (al kan ik dat eigenlijk alleen zien als Bep's product, en vooral in de gegeven tegenstelling)!
* * *
Een roman à la Dumas schrijven trekt me voorloopig niet aan; een in brieven over de 18e eeuw evenmin - of het zou iets totaal fantastisch moeten worden, ongeveer Hoffmannesk! Daarentegen zou ik erg graag in de plaats van Marsman dien roman in brieven met je hebben geschrevenGa naar voetnoot2. in onze eigen tijd; het idee daarvan was werkelijk heel aardig (al is het voorbeeld van Van de Woestijne-Teirlinck nog wat dicht bij).Ga naar voetnoot3. Maar dat nog eens doen, gààt niet. Doe dus met M. wat je kunt!
Waarom komt Mijnheer Visser eerst in '37 uit?!! Je doet me schrikken! Waarom niet in het najaar, als Else Böhler in het voorjaar verschijnt, of andersom?Ga naar voetnoot4. Blijven al die gedrukte exx. zoolang op zolder liggen? Wat mij vooral hindert in deze verkeerde administratie is de vervalschte chronologie: Else moest nà Visser verschijnen, al vonden alle Zijlstra's dat ongewenscht!
Graag nog bericht dus over 1, 2, 3, 4, 5. Ik verlang niet alleen naar Barioni en Peter, maar naar de heele bundel.Ga naar voetnoot5. (In afwachting mag ik matrozenverhalen besnuffelen van Last, Voor de Mast, buitengewoon verwaterd inderdaad, als ik me niet erg vergis).
Hartelijke groeten van steeds je
E.
- voetnoot*
- Geen wonder, met niemand heb ik zooveel ‘besproken’ als met de Malraux. En dit hfdst. + ‘Terug in Parijs’ geven de ‘synthese’ van al die gesprekken aan, over dit onderwerp tenminste! (Ik wil niet zeggen dat het als ‘synthese’ geslaagd is!)
- voetnoot1.
- Het laatste (34e) hoofdstuk van de 1e druk van Het land van herkomst. DP herzag in Indië zijn boek ingrijpend. Deze herziene en bekorte tekst verscheen posthuum in 1948 bij uitgeverij Contact. Hierin is o.a. ‘Open einde’ bij ‘Voor pessimisten’ gevoegd, zodat dit 33e hoofdstuk het slothoofdstuk werd (Vw 3, p. 517-541).
- voetnoot2.
- Heden ik, morgen gij.
- voetnoot3.
- De onvoltooide brievenroman De leemen torens (1917-1928).
- voetnoot4.
- Mijnheer Visser's hellevaart kwam in 1936 uit; Else Böhler, Duitsch dienstmeisje in 1935.
- voetnoot5.
- De dood betrapt met daarin ondermeer ‘Barioni en Peter.’