E. du Perron
aan
H. Marsman
Parijs, 6 februari 1935
Parijs, 6 Februari '35.
(Door allerlei schrijverij heen!)
Beste Henny,
Je brief heeft me in diepe meditatiën geplonsd. Dat je teleurgesteld bent is tenslotte begrijpelijk, maar dat je er zóó'n beteekenis aan hecht is wat speciaal. Ik geloof dat je bezig bent je in een onmogelijke toestand te brengen, dat je neurasthenisch begint te worden of althans aan allerlei dingen een neurasthenisch getinte uitleg geeft. Waarom word je door al je vrienden verwaarloosd? Hèb je zooveel vrienden en ben jij het niet die ze - na je reis - verwaarloost? Als ik in Holland woonde zou ik wschl. eens in de 14 dagen overkomen, of jij kwam bij mij. Van een ‘werkelijke, diepere’ reden is dus geen sprake; ik ben me niets bewust, en van verandering van gevoelens voor je is zeker niets bij mij te bekennen. Het eenige is: omstandigheden. Ik moest in Holland 2 indische vriendenGa naar voetnoot1. zien, waarvan één mijn alleroudste vriend is, bijna een ‘broer’, en ik had hem in geen 10 jaar gezien. Ik ben alles bij elkaar 2 dagen in Den Haag-Rotterdam geweest en ben den 2en dag om 8 uur 's morgens opgestaan om alles af te kunnen doen. Als er dus een ‘diepere’ reden is, dan deze: ik heb zeker behoefte je terug te zien, maar dan goed, niet gehaast. Als ik naar Utrecht was gekomen was ik er zoowat een dag mee kwijt geweest voor een onbevredigende ontmoeting van misschien 3 uur (en misschien was Rien er niet bij geweest). Van der Meulen schreef mij onlangs dat je niemand wou zien; ik heb dus ‘onderin’ wschl. ook gedacht dat ik je storen kon, althans dat de omstandigheden ook van jouw kant ongunstig waren (ik heb op dit gebied de herinnering aan een bezoek dat ik met Bep in Utrecht bracht en waarbij je, na ons eerst aan de deur bijna afgepoeierd te hebben, erg afwezig en gekweld op de divan lag). Begrijp me goed: ik heb aan dit alles niet bewust gedacht, maar ik zoek nu naar een ‘diepere’ reden, omdat jij me die vraagt. Als ik geweten had dat je me zóó graag wou zien, zou ik zeker nog een dag langer in Holland gebleven zijn, hoewel dat erg slecht met mijn plannen uitkwam. Ik had me nl. 6 dagen vacantie gegeven, tusschen Ducroo door, en heb 4 daarvan in Brussel doorgebracht en 2 in Holland. Ik was zelf moe en had behoefte aan uitspanning, en als zoodanig was deze reis ook nu vrij ongeslaagd.
Aan den anderen kant begrijp ik niet waarom je naar Potsdam bent gegaan en niet naar mij, als je zóó'n behoefte had me te zien, als nu uit je brief blijkt. De brief van v.d.M. en die Potsdam-affaire hebben me zeker ook ‘onbewust’ het gevoel gegeven dat jij ook liever een beter moment afwachtte. Beter verklaren dan zóó kan ik het ook niet. Maar al het dramatische dat jij er nu in ziet, kan je gerust als onjuist verwerpen, want ik zou je hèèl graag terugzien, en Rien ook. Maar dan liefst een paar dagen, niet gehaast en ‘branderig’, zoodat alles in een paar uur eruit moet. Ik heb je zeker van allerlei te vertellen, daarom zeg ik nogmaals: kom hier. Als je toestand zoo slecht is dat je Utrecht niet uit kunt, dan was komen naar Den Haag ook niet goed voor je geweest (bovendien zou ik je ook daar zéér onvoldoende gezien hebben, zooals nu Menno en Vestdijk, en wschl. in gezelschap) - en als je wèl reizen kunt, is het juist het allerbeste misschien om er flink uit te gaan. Je hebt hier een pension voor 30 frs. per dag, dat heel geschikt is; hier vlakbij; en als je een retour neemt dat 10 dagen geldig is, kost de reis je 2e klas ± fl. 30.- (heen en terug). Jij werkt niet; ik heb de handen vol. Slau zit hier ook in de buurt, lijkt dit moment je niet gunstig? Ik kon heel slecht langer uit Parijs zijn en was in Den Haag van begin tot eind beziggehouden; dit wil niet zeggen dat ik jou niet liever gezien had, maar in deze omstandigheden had ik een gevoel van ‘neen’.
Dat ik niet naar Sestri ben gegaan, vind ik nu nog ‘zalig’! Het idiote idee van Greshoff om daarheen te gaan met 2 zoons, Nini Brunt, een nichtje Pieterse, en dan nog de Binnendijken erbij te bestellen! Ik weet niet of jij daar tòch nog graag bij geweest was, maar voor mij was iedere ontmoeting bedorven, die in zoo'n hollandsche kolonie had moeten gebeuren.
Dat je die bloemlezing nu wilt laten stikken, lijkt me niet erg serieus. Maar als je dat wilt, mij best. Laat van Leeuwen het dan maar doen zonder ons. Als jij je terugtrekt, dènk ik er niet over om die collectie alleen te patroneeren, vooral waar het jouw idee was en ik het voor jou zou hebben gedaan.
Maar het eenige verstandige woord in dit alles lijkt mij dat je alles overdreven zwart ziet, door je toestand. Gegeven mijn werk en mijn veranderde omstandigheden, kan ik mij ook op het gebied van de ontmoetingen beperken - zoals ik me in zoovele andere dingen beperkt heb - mijn vriendschapsgevoel lijdt daar niet onder, dus maak geen verkeerde gevolgtrekkingen onder invloed van je eigen toestand. Als je hier komt, zal je zien dat je je ten opzichte van mij althans vergist (hoewel ik zeker ben dat je je dat ‘verwaarloozen’ door de anderen ook meer inbeeldt). Hoe het zij, het spijt me werkelijk dat je je deze historie zoo erg aangetrokken hebt, en als ik het geweten had zou ik zeker gekomen zijn. Ik maak me nu ongerust, niet over onze vriendschap, maar over je toestand. Je hebt me bij herhaling geschreven dat je physiek wel niet goed was, maar innerlijk vol moed en opgewektheid; deze brief eerst doet me denken dat er toch ook iets anders met je moet zijn. Misschien zou een terugzien van mij een kleine kuur voor je kunnen zijn. Maar daarvoor moeten we een paar dagen samenzijn, niet een paar uur. Als ik het niet zoo druk had, zou ik in staat zijn nu speciaal naar Utrecht te gaan, maar voordat Ducroo af is, kàn dat werkelijk niet. Ik stel je dus in alle ernst voor: kom hier, liefst na 15 Februari; maar als je gehaast bent, dan dadelijk.
Met hartelijke groeten, ook aan Rina (die ik graag over het ontdane gelaat zou willen streelen, als jullie dat allebei goedvindt), en van Bep (die ook van je brief geschrokken is en er nu dus ook ontdaan uitziet), en met een hartelijke hand, steeds je
E.