E. du Perron
aan
J. Greshoff
Bellevue, 1 maart 1933
Bellevue, 1 Maart.
Beste Jan,
Ik haast me dit te verzenden op dezelfde manier als door jou zoo vaak beoefend, omdat je brief van vanmorgen eigenlijk al het antwoord is van dien van mij van gisteren.
Aldus: eeremetaal. Ik lees je verklaring en kan haar niet anders dan aanvaarden. Maar een verklaring van mij kan je niet vergen, noch prae- noch post-Freudiaansch. Als men komt in een wereld die men zelf niet begrijpt (met het gevoel) is alleen het begrijpen van de verklaring van een ander (met het verstand) mogelijk. Ik begrijp (met het gevoel) nl. evenmin de voordeelen, die je dus achter zoo'n lintje zoekt; en ik begrijp niet hoe je anderen nog zoo heftig hun concessies aan dergelijke dingen verwijten kunt, als die dingen door bepaalde redenen dus toch bevredigepd verklaard kunnen worden. Pierre Benoit is misschien ook alleen académicien geworden voor de voor-deelen; hij had het misschien broodnoodig om een franc per regel te krijgen. Maurice weet misschien net zoo goed als jij dat huldigingen met belegde broodjes flauwe ziever zijn, en toch vindt hij het noodig (bv. met het oog op de verkoop van Van de W.'s verzen) dat ze plaats hebben. En als jij zijn opvatting verkeerd uitlegt, ridiculiseert en niet begrijpt, kan hij met recht boos worden en tegen jou zeggen: Verklaar mij liever. Enz. -
Dus, basta. Ik neem je verklaring aan, maar met je meevoelen kan ik ook zoo niet.
En je boosheid op Slau vind ik nu eerlijk gezegd een beetje belachelijk. Ingesloten een brief van MennoGa naar voetnoot1. over hypocrisie. Als jij niet verdragen kunt dat Slau tot de dubbelhartigen behoort, want poeslief doet tegen Sander, reken er dan onmiddellijk ook Menno en mij toe: de eerste tegen Bouws, de tweede tegen dezelfde Sander en Bouws. Jij hebt Sander nu 2 uur lang verteld dat je hem voor een ploert aanziet, maar ik heb dat nog niet gedaan! De consequentie van je grief tegen Slau (die n.b. dat vers voor publicatie bestemd had! - ik kom daar nog eens op terug! - en die het nu aan Sander zond) is dat ik nu eerstdaags Sander schrijven moet dat ik hem weliswaar niet voor een ploert aanzie, maar dat ik, om het recht te hebben daarna weer poeslief tegen hem te doen, als hij daarop gesteld blijft, hem nu toch zeggen moet dat ik hem een karakterlooze kloothark vind, met wie ik alleen een soort echt ‘medelijden’ heb, omdat hij als uitgever beter verdient en het hem zoo tegenloopt. En dat ik op zijn legioen dirk, moet er misschien ook nog bij, ofschoon hij dàt wel weten zal? Verder moeten Menno, jij en ik bij de eerstvolgende gelegenheid ‘gedrieën’ Bouws te lijf om hem nu eens precies te vertellen wat wij van hem denken en hoe wij over hem spreken als hij er niet bij is.
Vind je dit voorgaande een beetje belachelijk en absurd, denk daarna dan nog eens na over je grief tegen Slau. Jij hebt de boel losgemaakt, door een belachelijke grief. Verder is hij onhebbelijk geweest, mufle, idioot, ponteneurig en al wat je wilt. Maar een literator is hij hierin niet geweest, en gegeven dat hij je niet-boosheid (die eig. dus toch een wei-boosheid was!) niet (of eig. juist wèl) goed begreep.... Neen, ik kom er niet uit. Ik verklaar niets meer en vind alles best. Die ruzie van jou met Slau om een gevalletje als dit en omderwille van Sander is krankjorem, dàt is het duidelijkste van alles.
Later over iets anders. Hartelijke groeten, ook van Bep en voor Aty, van je
E.
(Ik schrijf over die Slau-historie hierna geen woord meer)
P.S. Waarom Dop Bles-Spectator? Weet je dat? Mij is het Spectatorschap van opgemelde Bles niet bekend.Ga naar voetnoot2. Hoe kwam je daarbij, of daarachter?