E. du Perron
aan
J. van Nijlen
Bellevue, 31 oktober 1932
Bellevue, Maandag.
Beste Jan,
Dank voor brief met gedichten van L. van Loo. Menno is net hier (voor 3 dagen); we hebben de gedichten gelezen en ze eigenlijk allemaal wel aardig en wel zwak bevonden. Een paar ervan zullen we wel opnemen; op het oogenblik zijn we alvast beiden vóór Verveling en Heimwee naar het ZuidenGa naar voetnoot1. (ofschoon jouw invloed in dit laatste om zoo te zeggen uitgestald wordt). Ik zou ook voor De Boemelaar voelen, als het niet hier en daar wat erg zakte in den toon van Speenhoff. - Enfin, Maurice moet ook alles nog zien. Het November-nr. wordt heel dik en zal erg gevarieerd zijn; het brengt ook het - geforceerde! - einde van Coster. - Bep en ik zijn beiden erg blij te hooren dat het zoowel met jou als met Sofie beter gaat. Mijn moeder schreef me om vooreerst niet te komen, omdat ze toch midden in de verhuisdrukte zit, als ik kom, gebeurt dat dus wschl. later.