Brieven (herziene editie)
(2015)–E. du Perron– Auteursrechtelijk beschermdE. du Perron
|
1. | Accoord voor Coster. Over de ‘medecontributie’ zwijg je. Wil je hierover met Menno in briefwisseling treden en hem zeggen hoeveel percentage, en zoomeer? Of met Jan? Het spreekt vanzelf dat je het niet voor niets kunt doen. |
2. | Ik reken erop dat de oude oplagen worden vernietigd. Ik zal hierover schrijven aan Jan, die het Angèle misschien zeggen kan. Dan is dat gebeurd. |
3. | Doè je Byron nog, of niet? Zoo niet, stuur me de copy dan direct; dan probeer ik er iemand anders voor warm te maken. Je hebt nu eig. alle goede tijd laten voorbijgaan! |
4. | Het is niet te accepteeren dat die drukker zoomaar een tekst wegmaakt. Levet is uitverkocht, zooals je weet; ik heb geen tijd, geen geld en geen lust om een 2e ex. te zoeken. Wil je dien man dus aanschrijven dat hij het zoekt en hem anders zeggen dat je verplicht zult zijn hem een nieuw ex. van dit werkje in rekening te brengen? En als hij het vindt, wil je het mij dan direct zenden? |
5. | Ik zou me voor Donker maar niet schamen, als je ook nog Claes uitgeeft. Deze heeren zijn eenvoudig te beschouwen als ‘zeer verkoopbaren’; uit. |
6. | Als ik een roman schrijf, enz... Maar dan zeker niet als Nutteloos Verzet moet blijven ‘wachten’. Ik schreef je al dat ik zéér gesteld ben op een herdruk van dit boek, dat ik tot op heden als mijn beste beschouw (vooral in den nieuwen vorm en met het zesde verhaal erbij). Geef je dat dus niet uit, dan wil ik probeeren dàt reeds aan iemand anders aan te bieden, en zal ik mij daarmee wschl. dus moeten verbinden voor een volgend werk: verhalen of roman. Alles goed en wel, maar ik ga ook geen roman schrijven voor de Nederl. lezers, als ik daar zelf geen lust toe heb; en overigens, als N. Verzet zoo onverkoopbaar blijkt, dan moet de rest dat toch ook blijven. Er moet een (net suffisant!) publiek voor mij in Holland te vormen zijn; lukt dat niet, dan blijft alles een strop. Jan spreekt van Een Jeugd in Indië, of zooiets, en wijst op het succes van boeken als Rubber van mevr. Szekely-enz.; maar hij vergeet dat duizenden menschen, die in Indië waren, hun eigen bestaantje in Rubber herkennen, en dat dit maar voor heel weinigen zal opgaan bij mijn ‘jeugd in Indië’, daar kan je van op aan! Dus nogmaals, laten we elkaar niet vriendschappelijk klutten en menageeren, en òf compleet bij elkaar blijven òf uiteengaan. Met Nijgh & Van Ditmar wil ik niets meer te maken hebben, na die Coster-historie, maar Van Kampen bood mij indertijd aan een boek uit te geven van me; misschien dat ik daar probeeren kan. En begrijp me wel: ik bespreek dit met jou ‘als vriend’, niet als concurrent-uitgever! Ik blijf het liefst bij jou, ook als dit voor mij onvoordeeliger uitvalt. Maar een minimum zou toch zijn dat je niet strop aan strop aan mij beleefde. Hierover dus graag nader; al hoeft het voor mijn part niet direct. |
Schrijf me, als je in Parijs bent. Hart. groeten van
je E.
- voetnoot*
- Ik dacht er zoo bij: ‘Hoe zou het wel zijn als opeens al onze brieven, over elkaar, aan de drukpers werden prijsgegeven? Wat zou dàt een commentaar vereischen, hè?’
- voetnoot1.
- Paul van Ostaijen, Brieven uit Miavoye. Antwerpen, 1932. De passages waaraan DP refereert zijn te vinden op resp. p. 30, 31 en 44.