E. du Perron
aan
G. ter Braak
Gistoux, 3 september 1932
Gistoux, Zaterdag.
Lieve Truida,
Ik ben blij dat je nog iets aardigs vond in die eerste schetsenGa naar voetnoot1.; Menno schreef me vanmorgen ook nog alleraardigst daarover (hij heeft nu werkelijk het maximum vriendschap eraan gewijd waartoe een mensch maar in staat is!) en van Vestdijk ontving ik ook nog een goed woordje. - Wil je Menno zeggen dat ik ook zéér genoten heb over de bijdrage via Van Leeuwen tot nadere kennis van Coster?Ga naar voetnoot2. Ik schrijf Menno nu niet meer, omdat ik hem Zaterdag hoogstwschl. in Brussel zie, en ik hem gisteren net een lange brief schreef. Wat ik over Dumay denk, zal je nu ook wel weten (vraag anders het rapport daarover aan den auteur van dat vlotte boekwerk). Het is zonder eenige twijfel èn belangrijker, èn voller, èn boeiender dan H.C. Maar dit laatste, schijnt het, zou de heer Coster, (ja, zelfs hij!) op zijn zestiende jaar geschreven kunnen hebben.
Dat je in Eibergen waarnemend moeder(tje) bent geworden, vind ik erg grappig. Je schreef er niet bij of dit 5-maanden-oud menschje, behalve-gezond en tevreden, ook dikwijls vies was. Maar ik begrijp, in zeker opzicht is het je ‘eigen bloed’. Je moet eens met jezelf wedden wie er nu in de familie het eerst aan de beurt komt om nieuwe menschjes af te leveren: Tine, Menno, Wim (héél weinig kans, vrees ik!) of jijzelf.
De situatie van Ant en Menno moet op de een of andere manier ‘uitloopen’; en ook als dat een matrimoniaal karakter krijgt, wordt het voor jou vanzelf een oplossing. Maar ik wensch je toe dat deze oplossing, en niet voor je werk alleen, spoedig voor je komt op minder ‘afhankelijke’ manier; ik bedoel: vanuit je eigen leven. Ik zou hier nog wat over kunnen doorgaan, maar weet tenslotte zoo weinig van je af, dat het toch maar kletsika zou worden. Daarom alleen dit: die fraai-gerande kaart, die we van jou en Vic in Spa mochten ontvangen, ‘m'a fait rêver’ (vandaar de kaart terug, die toch op jou sloeg, niet op ons!) en nu, met die lijst vóór me van je vacantie-avonturen, heb ik met vragende blik gestaard op de ‘eendaagsche uitstapjes’. Ik hoop van harte, dat ik hier niet ‘misstapjes’ moet lezen; al is ook zooiets natuurlijk héél opvoedend, en in dezen tijd, binnen de logica van een zeker vrouwelijk romantisme, misschien wel onmisbaar...
Van Menno zal je alreeds gehoord hebben van dat gedoe van ons gedurende de warmte: eerst de jacht en het veroveren van een appartement, nu (wat misschien veel erger is) het hopelooze gescharrel om er onze meubels heen te krijgen. En of Bep nu al zoekt en doet in Holland, en ik hier, het probleem blijft gecompliceerd, omdat onze minvermogendheid de juiste oplossing zoo moeilijk maakt. Het beste lijkt me nog om ons in Parijs zelf in te richten, met die ‘combinaties’ voor arme gezinnen, waar we nu eenmaal toe behoren! Als alles goed gaat, zijn we uiterlijk 15 Sept. bij ons zelf thuis, desnoods ‘bivakkeerende’. Maar ik vrees het ergste, met de traagheid van vervoer en verhuisagenten en het andere vee.
Je vroeg nog naar mijn tooneelstuk,Ga naar voetnoot3. maar dezelfde ‘vlotheid’ waar Menno in Dumay zoo'n meester in is geworden, kreeg ik daar ook, binnen 2 bedrijven, zoo ‘meesterlijk’ te pakken, dat ik er (misschien wel voorgoed) door ben afgeschrikt. Ik voel voor de dialoog en verfoei het tooneel. Daar komt het op neer. Wschl. wordt het ding een verhaal, maar dan maar een van de vele die ik mij voorneem te schrijven als ik weer eens tot ‘rust’ kom, wacht maar! Ik reken nu absoluut op dat verblijf in Bellevue; daar moet dat vele goeds over mij komen dat je mij toewenscht. Ik wensch je ook veel goeds, en zoo gecondenseerd zelfs, als een wensch maar kan zijn - of we hetzelfde bedoelen, weet ik niet. (Het doet er ook niet toe, waar de bedoeling immers alles is, volgens den denker Tollens.) Hartelijke groeten van steeds je
E.