E. du Perron
aan
J. Greshoff
Gistoux, 14 juli 1932
Gistoux, Donderdag.
Beste Jan,
Wat heb ik in Godsnaam voor ‘amusants’ aan Henny geschreven!? Ik herinner mij niets van dien aard, of het moest mijn uitval (zeer weinig hiërarchisch natuurlijk en zeer warhoofdig) tegen Shelley en Keats zijn. Ja, ik probeerde die twee heeren te lezen en stond versteld van hùn warwinkel van symbolen, epitheta ornantia, slechtverteerde philosofie, Miltoniaansch epigonisme en wat dies meer zij - kortom, van alles wat in het brein van Mr. J.C. Bloem als ‘schatten’ ligt vergaard, en waarop Stendhal inderdaad alleen maar de uitwerking kan hebben van vitriool. - Ik heb mij anders met het stukje van Jacques in D.G.W. zeer geamuseerd, maar hij kan er zeker van zijn dat ik er nog eens ‘serieus’ op zal antwoorden. Hij moet dan maar met de billen bloot kommen, als hij zoo hiërarchisch-verachtelijk over ons denkt, in ZEd.'s for intérieur. Enfin, hij is tenslotte ook nog maar een lid van de Mij van Letterkunde, en af en toe van de poep-commissie van dat genootschap. Jany is het niet, en tout est déjà là. Let op die kleinigheden, wanneer menschen beginnen te praten van artistieke, cultureele, geestelijke en andere hiërarchie. Ik schijt op de mentaliteit die eigen grootouders vereert omdat zij zichzelf zoo bizonder geslaagd vindt; (dat verder kinderen niet zouden bestaan zonder ouders en grootouders, kan men toegeven!) en tenslotte verkies ik een opstandig warhoofd tegen een hiërarchisch uitgedijd zitvlak. Ik vind Jacques overigens tòch, net als jij, een verdomd aardige kerel, met veel liefs in het karakter, naast veel verzakts, en het doet mij leed als hij door een mede-hiërarchist als Pom op een zoo vileyne manier behandeld wordt als in die kritiek over Media Vita.Ga naar voetnoot1. Er is oneindig meer ‘hiërarchische grootheid’ op 4 pagina's van dien bundel, dan op 40 van Pom (wiens werk mij toch veel beter ‘ligt’); laat dit Jacques een troost zijn - vooral wanneer de bewering komt uit mijn koker! Het verschil tussen Pom en Jacques in de hiërarchie is trouwens dit: dat bij Jacques het zitvlak, dat noodig is om daar te troonen, zich normaal en langs lijnen van geleidelijkheid heeft uitgezet tot de proporties die in de hiërarchie zoo'n goed figuur slaan; - terwijl Pom, wiens ambitieus en ijdel temperament de groei van het zitvlak belet, zijn heil moet zoeken in een commissiorale bedrijvigheid, in kakkerlaksprongen tusschen àlle hiërarchische opinies en zienswijzen in de Mij vertegenwoordigd, en enfin, in een pseudo-politieke of -staatsmansachtige slimheid, waarvan de Nederlandsche Letterkunde - en niets minder! - tenslotte toch profiteert (volgens hiërarchische opvattingen, wel te verstaan.)
Dit in antwoord op je brief. Las je het stukje van Slauerhoff? Zijn open brief aan de Mij, bedoel ik. Een beetje te ‘moppig’ misschien, maar tenslotte toch een onhiërarchische verkwikking. - Van Jacques gesproken, die deze open brief natuurlijk hoogst ongepast zal vinden: ik heb zelden iets zóó beleedigends gelezen, als de troostwoorden (onderaan dat stuk van hem in D.G.W.) voor BinnendijkGa naar voetnoot2.. Fie for that!
Het gaat hier slap en beroerd. Mijn moeder is weer veel beter en Simone komt straks haar rommel hier ophalen, om zich eindelijk definitief (of zoo definitief mogelijk) te installeeren in de rue Charles-Quint. Gille gaat er Zaterdag - dus overmorgen - ook heen, wat een heele slag voor mijn moeder zal zijn, en waaronder zij nu reeds zeer ongelukkig is. Daarna (Maandag a.s.) gaan Bep en ik naar de Ardennen, voorloopig naar Melreux-Hotton, daarna op zoek naar een beter oord. Parijs is op het oogenblik ongewenscht: iedereen is weg vandaar, Malraux, Bep's broer Bob, en wschl. zelfs Pia en Chevasson. Vanavond gaan Bep en ik bij Hellens eten, wat meteen een kennismaking is tusschen ‘de oude vrienden en de nieuwe gade’. Ik heb dan alles hier weer afgepoeierd, als wij weggaan. Hoe lang blijf je nog in Holland? Schrijf eens wanneer je in Brussel terugbent, en of jij je dan bemoeien wilt met het op school brengen van Gille. Anders moet ik daarvoor speciaal uit de Ardennen terug, en heusch, ik heb nu weer meer dan mijn bekomst van het ‘familiecontact’ (of waarom het niet precies te zeggen? - van de ‘familiepoep’). Maar als het niet gaat, kom ik natuurlijk wèl. Ik ben hier aan 2 verhalen tegelijk begonnen, maar het gedonderjaag heeft alles weer in het water laten vallen; ik kàn niet werken en ‘mijn betere zelf zijn’ in deze atmosfeer.
Eenige bizonderheden vertel ik je wel mondeling. Eergisteren hebben we eindelijk het geld gekregen van die nieuwe hypotheek (het restje van de oude is daarin overgenomen) - maar vandaag is het alweer zoo goed als op! Enfin, ik heb nu ook de fl.300.- aan scheidingskosten betaald, en mijn moeder diverse andere schuldeisers.
Ik ben soms ook ziek van het ‘literaire gedoe’, en als Forum niet bestond, zou ik me wèl zoo prettig voelen. Tenminste, als ik er geen redactioneele plichten in had. Maar nu zal ik mijn best nog wel doen, en na de polemiek in De Nieuwe Eeuw, waarin Henny verreweg de matador is geweest, en na het stukje van Jacques in D.G.W., heb ik op mijn werklijstje een ‘uiteenzetting’ staan, die bijwijze van rapport in het nr. van Januari 1933 een behoorlijke plaats zal innemen. Maar in afwachting van dat stuk, en zoolang de afslachting van Coster duurt, wou ik in de Ardennen of elders rusten, d.w.z. mij in het lieve gezelschap van Bep vermeien en niet literair-politisch werkzaam zijn.
Wij hadden nog een Forum-vergadering in Brussel, die heel aardig was, en ondanks alle innerlijke verdeeldheid tusschen Maurice en Menno-Ikke, vriendschappelijk en opgewekt verliep - maar één ding proeven Menno en ik, als nasmaak vooral, steeds duidelijker: Maurice hoort niet bij ons, niet alleen vanwege het katholicisme, maar ook alweer vanwege de hiërarchie. Hij is nòg een veel aardiger kerel, maar literair zou het ons niet verwonderen, als hij over een paar jaar totaal de Vlaamsche Donker zou zijn. Hij is al verknocht aan de ouderen (Vermeylen en God weet wie nog meer) op een manier die nù al moeilijk te slikken is voor warhoofdige magen (als het beeld je goedkeuring wegdraagt) als die van Menno en mij; kortom, ik begin al met onrustige bewondering den groei waar te nemen van Maurice zijn literair zitvlak. (Donker heeft een ethisch zitvlak, dat in hiërarchische enormiteit dat van Jacques al verre overtreft.) - Eigenlijk ben ik het met Jan van Nijlen eens (bij wien Bep en ik dienzelfden avond aten), dat er geen enkele jongere Vlaming bij ons hoort; de 3e man in ons ensemble had Henny moeten zijn. De ‘goddelijkheid’ die hij in de poëzie proeft is èn Menno èn mij tenslotte oneindig liever dan het Respect der zitvlakken. Henny heeft nog heelemaal geen zitvlak, al voelt hij zich (tout comme moi!) dikwijls ‘uit den tijd’ en moe. Ik heb hem indertijd miskend, toen ik in hem den luitenant zag, onder kapitein Nijhoff, majoor Buning en kolonel Boutens bijv. - of neen, Boutens is wel generaal; - zijn soldaatjespelen was toch van een geheel andere aard; zijn hiërarchisch gevoel, als dat er mocht zijn, gaat naar de hoogere sferen, waarin de troon hangt van den poëzie-God (dien hij Godbetere't in een stuk proza zijn ‘leenheer’ heeft genoemd!), maar de hiërarchie, waarin tenslotte Shelley en Keats naast Pom en Jacques komen te zitten op dezelfde banken waar het krioelt van archivarissen, museumdirecteuren en ander notariaat, lijkt hèm goddank nog altijd een aanfluiting.
Ziezoo, voor vandaag is het toch zeker welletjes geweest. Hoû je taai tusschen de examens en de zitvlak-betoogen van je gastheer en blijf gerust aannemen dat Shelley en Keats toch maar twee wolkenzieke kalveren waren naast Stendhal! -
O jee, daar lees ik nog onderaan je brief dat je de 22e thuiskomt. Wij zijn dan zeker ergens in de Ardennen; ik natuurlijk druk lezend in mijn door jou verfoeide jeugdvriend Jacques Perk! Ik schrijf je vandaar dan wel een prentkaart met mijn adres erop, en dan is het jouw beurt om kwistig te epistoleeren, alsjeblieft.
Heb je in de Nederlanden nog echo's opgevangen over het begin van mijn Coster-serie? Las je Van Duinkerken (of een ander) over jouw stukje (dat ik nooit las) over Vondel en mij (excusez du peu!) in Groot-Nederland? Henny stuurde het mij op; ik heb er één ding uit onthouden, dat de schrijver een dilettantisch pianogehakkel uit Vondel aanraadt, boven het afdraaien van misschien uitstekende gramofoon-opnamen (hij zegt niet het tegendeel) uit Parlando. Die Van Duinkerken (als hij het is) is toch een scherp intellect!
Met hartelijke groeten, ook van Bep, steeds je
Ed.