E. du Perron
aan
W.A. Kramers
Brussel, 17 februari 1931
Brussel, Dinsdag.
Beste Wynand,
Dank voor de goede zorgen en benieuwd naar de preek van Roel.Ga naar voetnoot1. Ik ben er grondig van overtuigd dat Marceline zoo hyperkapot is om andere redenen dan zijn moedwilligheid of vernielzucht; die protestantsche bleekscheeten baren lijken met een gezicht of ze de wereld een weldaad bewijzen. - In het nr. van Opw. Wegen, dat mij door Mayer via Jan en daarna te laat werd gesignaleerd, komen een paar regels voor van een anderen lapzwans, over mijn Gesprek over Slauerhoff, zóó vol christelijke naastenliefde, dat ik mij beijverd heb er met 3 regels op te reageeren. De Vr. Bladen zullen mijn reactie wel opnemen, maar door die vertraging eerst in het volgend nr. natuurlijk; wat jammer is, want die kerels zijn natuurlijk dan weer christelijk genoeg om te veronderstellen dat ik 2 maanden voor mijn antwoord noodig had.
Ik ben hier in Brussel, geheel buiten mijn schuld, in aanraking gekomen met een idiootGa naar voetnoot2. die mij ook tot toehoorder van zijn extraterrestere theorieën schijnt te willen ‘verheffen’; ik schrijf den man gelijk hiermee dat zijn moeite aan mij meer dan slecht besteed is. - Godverdorie, wat zijn er toch een klungels onder het hemeldak!
Geniet jij maar van je plezante of plaisante vreê bij Bitter, Bols of slappe thee. Proost! en de hand van
steeds je E.Ga naar voetnoot*