E. du Perron
aan
V.E. van Vriesland
Brussel, 16 november 1930
Bruxelles, Zondag.
Beste Vic,
Dank voor je brief (arme kerel! wat heb je weer een portie tijd eraan moeten zoek brengen!); en, ofschoon ik weet dat het niets geeft hierover te praten: nogmaals, je hebt groot ongelijk om niet met je broer mee te gaan, en de gedegenereerde Bataven en Kaninefaten in Kring en Amerikaan te laten (met hun laatste illuzies van tant soit peu mondainGa naar voetnoot* ‘leven’); als ik werkelijk geld had, zou ik zeggen: laten we samen reizen, linea recta naar Hebron, en zien wat daar voor ons te doen valt. - Helaas, ik weet evenzeer als jij wat banden zijn en hoe onmogelijk het lijken kan ze te verbreken. En toch, als men het deed, in het vaste besef dat alles er niet zoo erg op aankomt, waar men maar ééns leeft - dan zou ons blijken dat het zoo erg niet was, dan zouden we misschien versteld staan over onze ex-scrupules. Lees La Voie Royale hierop na!
Wat het andere euvel betreft: waarom je niet laten onderzoeken? Heb je geen vriend, die meteen dokter is? Je kunt het, na of bij het onderzoek, nog altijd verdommen een gloeiende staaf in je liefste vleesch te krijgen, dat zou ik ook! maar schrik niet terug voor een waarheid die - met een klein beetje philosophie méér - ook al best te dragen is. Wat vrees je? [...]Ga naar voetnoot1. Of erger?
Over het Gesprek kunnen we kort zijn. Ik ben het n.l. natuurlijk in al je bezwaren met je eens.Ga naar voetnoot* Dat is het gekke tusschen ons: au fond kunnen we elkaar altijd precies verstaan. Maar de misverstanden die ik creëer bij anderen, amuseeren me, of prikkelen me, wat beter is dan het eeuwige nastreven van compromis. - Eén ding alleen: ik heb Borel ten voeten uit laten staan (en evenzoo Uyldert) ondanks een uitnoodiging van Van Wessem om in deze twee gedeelten te schrappen. Ik heb alleen de vergelijking Slau-Smeding geschrapt, die onnoodig was en ook tot de meerdere levendigheid van de ‘heibel’ niets toe- of af-deed. Het heele nawoord vervalt, als het stuk in de Vr. Bladen komt. Ik ben benieuwd hoe Marsman zich er tegenover gaat stellen. Wat de derde redacteur, Binnendijk, betreft....
Maar aan Coenen zenden is heusch onnoodig. Die brave man redigeert Gr. Nederland alleen om nog iets te doen te hebben; het is overduidelijk dat hij zich au fond voor geen enkele literaire kwestie meer interesseert, dus zeker niet voor mijn opinie over Slau. Als hij het dus met zijn gewone labbekakkigheid opnam, verscheen het eind 1932. Merci! Dàn liever in brochurevorm. - Ik kan het wschl. ook in Vl. Arbeid krijgen, maar.... Wat denk je ervan? Is dat beter of minder goed dan een brochure?
Ja, zend me alles op voor je bundels. Als je me opgeeft hoè je de boel wenscht, zal ik het reken-en schik-werk wel doen en je uitgebreid verslag zenden. Maar dan alléén het actueele (N.R.C.) en ook niet het stuk uit de Hommage, dat je bepaald moet voegen bij dat andere stuk over Valéry; althans onder één hoofd.
Adelaïde is veel beter dan al het andere van Walschap. Over de verzameling verhalen ben ik het volmaakt met je eens. Het is een dunne bestelling. Toch vind ik het, vanuit het standpunt van het Holl. pu-bliek, nuttig en mooi genoeg; voor verbruikers van Merijntje Gijsens kan het geen tegenvaller zijn. Die menschen lezen op gezag; en het is goed dat men iets voor ons verhalend proza doet - al gaat de heele boel niet verder dan een radiolezing, alles welbeschouwd. Marsman heeft dus ook voor jou het bewijs geleverd dat hij niets begrepen heeft van Stendhal, en dat ‘Stendhal's grootheid met name’ hèm geheel is ontgaan? Dat viel te bewijzen; en je ziet: hijzelf levert het bewijs. Zijn verhaalGa naar voetnoot2. is anders best leesbaar, als hij zich nu eindelijk maar eens aan Jany's invloed kon ontwringen: die kamer, dat décor - doet het je weer niet aan De Afspraak denken? Deze vitalist is een aestheet die zich voor zichzelf verbergen wil. Ça le regarde. - Slau vond ik ditmaal heelemaal niet goed; het is een verhaal dat èn door hem èn door mij geweerd werd uit Schuim en Asch, als een verbleekte repliek van De Nyhorg; ik dacht dat hij het voor dezen bundel wat opgewerkt had, maar nenni! met zijn gewone onverschilligheid heeft hij het er klakkeloos in gestopt. Je hebt dus alweer gelijk wat je bezwaren betreft: que de bruit pour une omelette! Ik zal hem krachtig aanraden het nergens meer op te nemen, tenzij geheel op-en omgewerkt (dit in tegenstelling met mijn theorieën van het Gesprek!) - Petrus en Paulus is oud, eig. geheel uit den tijd van de laatste verhalen van Nutteloos Verzet; ik heb het daarin niet opgenomen omdat ik er een erg lang verhaal van wilde maken, maar heb er nu van afgezien; ik heb er een slot aan geschreven en laat het door Justus aan de kameraden voorlezen - en neem het dan op in de 2e druk van N.VGa naar voetnoot*
Met mijn roman weet ik nog steeds niet wat te doen. Als ik mij fit voel, heb ik lust hem toch maar te schrijven volgens de oude opzet: De onzekeren. Voorloopig sluimert hij in een lâ.
Jouw fragment was inderdaad ‘mysterieus’. Zeer aangenaam, maar men verlangt pijnlijk naar meer. Hierin zijn we dus ook weer volkomen accoord.
Van St. Just heb ik voorloopig afgezien. (Michelet las ik.) Maar weet je wat onoverkomelijk is? St. Just's stijl over te brengen in het Hollandsch. Dat vergt een tact die ik niet bezit. En half Fransch lijkt me ongewenscht. Ik wil hem ‘sprekend’ opvoeren, niet ‘geci-teerd’. - Mevrouw de Nérée kan beter, in het stuk over mij, blijven dan Vauvenargues en Montaigne. Niet dat ik bezwaar heb om met die heeren te worden vergeleken (integendeel!) maar het is om een paar namen uit het stuk te laten vervallen. Het is even duidelijk, wat je bedoelt, zonder zooveel namen; je hebt er ook in het eerste stuk al aardig wat bijgehaald (Rimbaud-Verlaine, Douglas-Wilde, Gauguin-Van Gogh). Ik ben eig. tegen het noemen van beroemdheden als het niet bepaald noodig is. Voilà le hic.
Ik wist wel dat de Vlaamsche smoelen je zouden amuseeren. Een weemoedig amusement.
Willink zal ik weer aanporren. Maar jokt hij niet, wat betreft die rijmprentGa naar voetnoot4.? Ik vind het n.l. gek dat hij er mij niets van zeide. - Ik zal zien ‘het kind dat ik was’ overgephotografeerd te krijgenGa naar voetnoot5. en je dan een afdruk sturen voor je archief. Ik spits er mij erg op jou weldra te zien met knoopschoenen en lavalliere. Jij moet ook een heel ‘gek’ kind geweest zijn!
Nu, beste, tot de volgende maal. Malraux gaat 8 Dec. naar Holland. Met een ferme hand steeds je
Ed.
P.S. Het einde van mijn Petrus en Paulus - dat mij toegewaaid is door een verkeerd begrijpen van Van Wessem, of liever, dóór Van Wessem, van een onuitgegeven verhaal, dat een tooneelstuk bleek te zijn, van Slau - is magistraal! Je zult het nog eens zien!