E. du Perron
aan
G. Burssens
Gistoux, [11 juli 1930]
Beste Burssens,
Als de Bock het wil, heb ik niets tegen de publikatie der brieven, dat spreekt. Kijk ze alleen even door, dat niet allerlei onbeduidende kattebelletjes erbij worden opgenomen, dat staat zo suf. Alles wat ik had zond ik jou, - zelfs oudere brieven, meen ik, dan die van Miavoye. Waarom uit die oudere periode ook niet enige publiceren?
Zeg de Bock overigens dat je erop gesteld bent dat in het deel brieven althans één portret van Paul wordt opgenomen.
Voor het verhalend proza denk ik geheel als jij zelf. Of integraal, of niets. Maar die ‘Gemeenschaps’-mensen zijn misschien niet zó erg als je wel denkt. - Alleen het grote verhaal van Kardinaal Zo-enZoGa naar voetnoot2. kan er eventueel uit: dat geven we dan als verhaal apart nog wel eens; het is bijna de lengte van een roman. Maar als het enigszins kan dan toch graag de reeds gedrukte grotesken (Ika Loch etc) óók in de bundel, vind-je niet? En laat dan al die flut-uitgaafjes van △ enz. verbranden.
Ik hoorde in geen tijden van mevrouw Salti, maar het is mijn eigen schuld, vrees ik. Ik kwam niet tot schrijven; ik had allerlei misère aan het hoofd en was ook nog enige tijd op reis. Vanaf Maandag a.s. is mijn adres: Bould Brand Whitlock 104, Brussel.
Werken deed ik ook helemaal niet. We lijken wel uitgepraat. Dertig jaar (zo om en bij), dat is gauw!. Maar misschien komt er nog wel wat.
Heb je dat boek Niederland gezien? - gekregen? - van die heer Rudolf Lonnes.Ga naar voetnoot3. Zo ja, zend het mij dan eens ter inzage; of beter, kom mij in Brussel opzoeken, na Maandag.
Tot zien, hoop ik. De poot van steeds je
EduP.
Origineel: Letterenhuis, Antwerpen