E. du Perron
aan
H. Mayer
Gistoux, 23 mei 1930
Gistoux, Vrijdag.
Beste Henri,
Dank voor je twee lange brieven inéén, en hierbij reeds de lijst terug. Potverju! wat word-t-ik toch al een publiek persoon!...
Marsman in V.B.Ga naar voetnoot1. las ik niet. Als hij mij in D.G.W. leestGa naar voetnoot2. (vrij vertaald door Pannekoek-'s Gravezande) zegt hij misschien wéér G.v.d.
Donker is een - nou, soedah.
Nu je brief over die uitgaven. Ik schrijf je in voor één ex. dus. De schrijverij erover zou te veel rompslomp geven en die hooge heeren verschillen te zeer met elkaar in karakter. Laten doodvallen, en leve de mantelGa naar voetnoot3.! Anders dan zoo heb ik ook nooit gedacht eraan te beginnen. Het uiterlijk schoon kàn ik niet méér verzorgen, beste Henri, want dààrvoor ben ik weer te arm.
De neef - die nog altijd hier is - schreef vandaag een brief aan zijn zoontje om te vragen of die aap van een jongen de bestelling vergeten heeft. Zien of het wat uitricht.
Wat verder? Ik heb vanmorgen klappen uitgedeeld aan een pen-sionhouder hier, op het postkantoor. De man verveelde me al lang. Ik wacht nu op de pelisie voor de boete. Overigens is alles bij het Oude. - Wat is nu je adres Van AerssenstraatGa naar voetnoot4.?
Dank voor Don Juan en Byron-Arnold, die wel spoedig komen zullen. wat je van de literatuur van onzen tijd zegt tegen Marsman (dien ik niet las) ben ik hartgrondig met je eens. - Tot nader. Met hartelijke groeten, steeds je
E.