E. du Perron
aan
A.A.M. Stols
Gistoux, 15 april 1930
Gistoux, Dinsdag.
Beste Sander,
Jan zal je misschien gezegd hebben dat ik de plaatjes reeds uit het ex. Sonnets lichtte (‘lichtte’ is een mooi woord) en dat ik met het overschot ervan iemand nog gelukkig denk te maken (Jany misschien?), zoodat het van jouw standpunt bekeken een dubbel cadeau is dat je daar deed! Laat ze dus maar geen nieuwe suite drukken. - Rest: de afdrukken van de portretten van J. Keats (Love-letters), Du Bellay, Janus Secundus en - grààg, Sander! - dat van Louise Labé in ets, als dat nog éénigszins kan. Daarmee zou je me wel èrg gelukkig maken. Schrijf er nu dadelijk om.
Nu wat anders; n.l. ik besprak laatst met Jan de mogelijkheid om aan ieder deel van de Cahiers v.e. Lezer een aparte titel te geven, wat J. aardiger vond en ook voor den verkoop beter dan Cahiers deel I en deel II. Ingesloten dan een titelblad voor het ter perse liggende deel, dat je zóó kunt doorsturen naar je broer. Ik hunker naar de drukproeven. Vraag ze liefst op lange vellen, dan kan ik er zoo noodig nog eens een noot bijzetten of zoo, zonder stoornis voor de ‘compositie’. (De vuile proef gééft niet.)
Met hart. groeten en tot spoedig ziens, je
Ed.
P.S. Jan vond ook dat er voor deze deeltjes ook een teekening van Willink moest zijn, wat misschien óók aardiger is, en zoo goed als niets kost.
P.S.S.
Wat denk je er ook eigenlijk van om voor de nieuwe serie van mijn boekjes de titelpagina (aan de binnenkant) vrijwel zoo te laten als ze nu is - misschien alleen alles één corps grooter; maar den omslag wat te wijzigen, n.l. op het gele papier geen roode streep om de compositie, en ook geen aant. over de illustratie door Willink en zoo, wat echt Fransch is, maar rustig, in desnoods nog grootere letters, bovenaan de naam en de titel, en daaronder alléén jouw grootere cirkel (merk); dus:
Ga naar voetnoot1.
en dan ook geen firma beneden. Dit lijkt mij stevig en eenvoudig.