E. du Perron
aan
J. van Nijlen
Amsterdam, 25 januari 1930
Amsterdam, 25.1.30.
Beste Jan,
Ik ben zeer blij je spoedig in De Gids te zullen aantreffenGa naar voetnoot1.. Jammer dat de Kermis in geen enkel afschrift meer bij je was; want het wachten valt mij hier lang. Het sonnet voor K.v.d.W. vind ik zeer goed, op den laatsten regel na. Die zou m.i. het beste - het eenvoudigst en toch het meest-zeggend zijn, zóó:
‘Wilt gij uw lot, enz.’
maar ik weet dat je niet voelt voor het (halve) hiaat. Va done pour:
‘bleek lot’. Maar zet: ‘voor het zijne ruilen’ omdat de opeenvolging van korte, en ietwat bitse syllaben
‘bleek lot niet met het’...
dien regel zoo schokkerig maakt. Voor brengt er weer wat lucht in, èn is ‘verhevener’; wat hier niet misstaat.
Ik schrijf je terwijl ik op Slauerhoff wacht, die wschl. niet meer komen zal. Ik sprak hem eergisteren in Utrecht en bracht zelfs den nacht bij hem door. Hij was weer vertrouwelijk en aardig - enfin, ‘aardig’ - laat ons zeggen: geschikt - alhoewel steeds somber. - Denkt er zwaar over weer naar zee te gaan (ofschoon hij ook dàt lang niet ideaal vindt). - Zijn bundel, waarin Clair-Obscur is opgenomen, heet Saturnus (wat, vooral bij nadere beschouwing, een zéér goede titel is) en komt binnenkort uit; bij Hyman etc. Krijgt gij een exemplaar?
Van Jan hoorde ik dat je mijn stuk over Den Doolaard zoo aardig vond. Tant mieux, zooiets vind ik altijd erg prettig. Men moet toch èrgens gelezen worden en, zoo mogelijk, weerklank wekken? Over het algemeen schrijven de ‘jongeren’ (de lui geheeten Campert en zoo) daverende stukkies er over. ‘Hièr blijkt dat de kracht in het Jonge Nederland er nog is’, bijv. Farceurs, allez votre corridor seulement!
Donker schreef mij juist vandaag een briefje, waarin hij zijn verheerlijktheid met het saneerings-bulletinGa naar voetnoot3. weer uit: hij wist blijkbaar nog niet hoezeer Jan hem onder handen had genomen. Een beetje te veel, vind ik; al is die spijkerGa naar voetnoot4., met het oog op den algemeenen toestand, weer overheerlijk. En D. is net zoo gezellig verloofd.
Ik gun je den heer Daniël Rops (die met de HH. Betz, Datz, Bopp, enz. tot die monosyllabische auteursnamen behoort, die ik wantrouw en die wel altijd namen voor mij zullen blijven). Overigens doet het mij zeer veel genoegen te hooren dat die ‘Filature’ - waarvan de naam mij reeds hinderde - is afgebrand, vooral waar het vuur niet op het kasteel is overgeslagen. Stel je voor dat heel Gistoux was afgebrand! Mijn geliefde boeken!! mijn onschatbare manuscripten!!! mijn familieportretten!!!!
Mijn moeder gaat nu rustig vooruit. Je hebt haar hartelijke groeten, en die van Simone, kortom: van huis tot huis, plus de hand van
je Eddy.