E. du Perron
aan
J. van Nijlen
Brussel, 27 februari 1929
Brux. 27.2.29.
Beste Jan,
Ik zal je weer uitstel moeten vragen, want mijn broerGa naar voetnoot1. komt juist morgen (Donderdag), en het is zijn afscheidsbezoek vóór hij naar ‘den Oost’ terugkeert. Hij vertrekt wschl. Zaterdag of Zondag; laat ons mijn bezoek bij jou dus op Maandagavond stellen, als je dat schikt. Anders Dinsdag? - De verzen van Barbey heb ik zelf al teruggevonden. Heb ik je al geschreven dat het heele 5e cahier klaar is? Het was een prettig werk je voor deze koude dagen; nu is het voorbij maar de koû niet! d.w.z. ik verveel mij mottig. Ik lees La Vie de Mahomet,Ga naar voetnoot2. maar het is een schrale troost. Vandaag weer 11o beneden nul - het is onuitstaanbaar. Ik heb een dezer avonden weer kou gevat. En jij? hoe is het met de smeulende griep? (als men het zoo zeggen mag.) Heeft Sander je de Vier Balladen van Den Doolaart gegeven? Ze zijn werkelijk zeer goed; behalve de 4e die mij wat teGa naar voetnoot3. mooi is; maar de 2e is bizonder. Nu, Jan, tot ziens. Groeten aan Griet en de II en de hand van je steeds je E.