E. du Perron
aan
A.A.M. Stols
Brussel, 9 december 1927
Brussel, Vrijdagmiddag.
Beste Stols,
Ik schrijf je uit bed, verontschuldig mijn briefje als het er niet te netjes mocht uitzien. Die Hollandsche mist heeft mij keelpijn bezorgd, een verstopte neus, koortsigheid en steken in mijn rug. Kan van alles worden, misschien ook niets niemendal, maar reken niet op mij voor Hellens, Zaterdagavond.
Ik ben intusschen wel voor je werkzaam geweest, en ziehier eenige aanteekeningen en bevindingen.
I. Voltaire. Zou ik voorloopig maar laten schieten. Behalve het eeuwige viertal: Zadig, Candide, L'Ingénu, La Princesse de Babylone, komt m.i. maar één kleine roman (of groot verhaal) in aanmerking: Le Taureau Blanc. De rest bestaat uit kleine verhaaltjes die dikwijls achter een van de vier ‘beroemde’ grootere zijn uitgegeven, of tesamen met Micromégas; - en dan is er nog L'Homme aux Quarante Ecus, dat verwoed philosofisch is en zonder actie; allesbehalve een ‘roman’. Dus: Le Taureau Blanc, met een dik vraagteeken.
II. Diderot. Hier blijf ik stemmen op Le Fils Naturel. Vooral als je er een aardige préfacier voor kunt vinden. De menschen die Ra-meau, Jacques, Bougainville, Le Rêve d'Alembert etc. hebben gekocht in allerlei bibliophielen-uitgaafjes kunnen er licht iets voor voelen.
III Stendhal. Ik zou toch maar geven, als het eenigszins kan: Suora Scolastica. Het is vrij lang geleden uitgegeven, moeilijk te vinden en vrij duur (toch zeker veel duurder dan 40 frs.). De vraag is dus alleen: zijn er rechten op of niet?
IV. Mérimée. Met L'Occasion (en een voorrede van Larbaud) hebben we, geloof ik, werkelijk iets goeds. Als je tijd hebt, kom Zaterdag of Zondag het ex. dat ik voor je heb klaarliggen bij mij ophalen. Er ligt ook een goedkoop ex. bij me, dat je kunt gebruiken voor den druk. Als ik jou was gaf ik dit als eerste nummer van de serie (of anders La Double Méprise), gevolgd door een Stendhal.
V. Balzac. Ik heb een oud ex. van Jane la Pale opgeschommeld, (Bruxelles 1837, bij Meline, Cans et Compagnie, 2 kleine deeltjes, maar ieder toch ± 250 blz.) Het ex. behoort mij niet toe, maar je kunt het meenemen om het zelf door te kijken. Het lijkt mij wat lang! Het grappige is alleen dat het als een nieuwigheid van Balzac zou kunnen worden beschouwd (door de niet-kenners), omdat B. het later heeft omgewerkt, meen ik, en in ieder geval herdoopt. Je zou het dan moeten laten afdrukken naar dézen tekst. - Maar anders kan je misschien beter iets veel kleiners nemen als L'Enfant Maudit of zoo; - vraag aan een Balzac-kenner wat hij je aanraadt, als je niet wenscht te vervallen in de zooveelste herdruk van La Grenadière, La Fille aux Yeux d'Or of Le Colonel Chabert.
VI. Gobineau. Ik ben druk bezig zijn Nouvelles Asiatiques te lezen. Ik geloof niet dat er iets in staat dat ik je meer kan aanraden dan Akrivie Phrangopoulo. Maar hierover later meer. (Ken je Adelaïde? en Mlle Irmois? N.R.F. Ik vond er niet veel aan; het deed mij een beetje denken aan de Stendhaltjes van Arland. Tot dusver is Akrivie voor mij verreweg de beste novelle van Gobineau.) - Ken je Scaramouche, door Pichon uitgegeven? ik niet. Is dàt misschien iets?
Als ik de eerste zes van de serie zou moeten aankondigen zou ik dat, vooreerst althans, zoo doen:
1. | Mérimée, L'Occasion (préface de Valery Larbaud). La Double Méprise? |
2. | Stendhal, Suora Scolastica (préface de Léautaud? Arland?) |
3. | Goubineau, Akrivie Phrangopoulo (préface de Malraux?) |
4. | Balzac,...............? (préface de E. Jaloux?) |
5. | Barbey d'Aurevilly? Nerval? Baudelaire? |
6. | Diderot? Voltaire? Sade? Of: La Dame de Pique van Pouchkine, vertaald door Mérimée. |
Je ziet, de twee laatste vinden we zeker wel. Naar de 4 eerste zou je alvast kunnen informeeren. De kwestie van rechten voor deze speciale Stendhal, en voor Gobineau, en de keus van de Balzac. Als het kan, kom spoedig de boeken bij me ophalen. Beste groeten, je
EdP.
P.S. - Er is nòg een mogelijkheid met Jane la Pale. Het verhaal zit aldus in elkaar: Een jongedame, Eugénie d'Arneuse wenscht te trouwen met den hertog de Landon, maar de hertog, ofschoon hij in principe met het huwelijk accoord gaat, kan er zich niet voor warm maken. (Dit is blz. 1-190.) Uit respect voor de juffrouw echter decideert hij zich en schrijft haar in een brief van een goede 100 blz. de geschiedenis van zijn eerste liefde en van de vrouw die hem nog altijd dwars zit. Dat is: L'Histoire de Jane la Pale (ou Mémoires d'Horace, duc de Landon-Tangis): van blz. 191-245 van deel I en van blz. 1-60 van deel II; dus ± 100 blz, zooals ik zei. Dit verhaal vormt een uitstekend geheel. Je zou het eruit kunnen lichten en het geven onder bovengenoemden titel, die trouwens zóó, midden in het boek staat. - Je zou het ook kunnen zetten: Histoire||de||JANE LA PALE, en boven den tekst, in cursief of kleine capitalen: ‘Le Due Horace de Landon-Tangis à Mademoiselle Eugénie d'Arneuse’ (omdat hij aan het begin en het einde nog zinspeelt over het huwelijk tusschen hun beiden.) - Maar... misschien vind je het minder prettig dat aan het eind de Jane van den brief ook nog in het verhaal voorkomt. De roman heeft n.l. na den brief nog een kleine 200 blz. In den brief zelf wordt natuurlijk geen vervolg voorzien: de duc zegt dat hij niet meer weet wat er van Jane geworden is en dat hij hoopt dat zijn huwelijk met Eugénie haar beeld (dat van Jane) verdrijven zal... Het kan dus eigenlijk niet mooier.
Het beste is dat je zelf het boek even doorneemt. Lijkt de brief je opzichzelf mooi genoeg dan geef je rustig die 100 blz. onder den titel van Balzac zelf en je zou de aardigheid behouden van een werkelijke Balzac te geven naar een ouderen tekst en die niet meer onder dien titel in zijn volledige werken voorkomt. Om nog niet eens te zeggen dat er voor sommige menschen een speciale bekoring van dezen titel kan uitgaan; bijv. voor de bewonderaars van La Petite Jeanne Pale van Jean de Tinan.
V'la.