E. du Perron
aan
P. van Ostaijen
Brussel, 29 november 1927
II
B.v.O. - Ik zend je Dinger's gedichten maar tegelijkertijd, in een andere enveloppe. Voor de port komt het op hetzelfde neer. Stuur ze me terug maar de brief mag je verscheuren. (Ik hèb erop geantwoord, ik schrijf vlijtig, want ik ga niet uit, met deze vervloekte kou.) - Ik vergat je in het andere briefje te zeggen dat ik er tegen ben nu reeds zijn boutade tegen NUGa naar voetnoot1. te plaatsen. Laat ons in nr. 1 voor onszelf spreken en tegen niemand. Komen de Nu-mensen ongezocht tegen ons los dan kunnen we het hekeldichtje van Dinger plaatsen, met misschien nog wat erbij. Merkje: Dinger heeft op rijm leren schelden van Kloos (die het zelf ook altijd vrij zieligjes gedaan heeft).Ga naar voetnoot* Hij had beter gedaan van Tailhade de kunst af te kijken. Als de versvorm er alleen maar is om de woorden een zekere klem bij te zetten, laat het dan tenminste vlot gaan!
Je EdP.
P.S. Schrijf jij Burssens maar om hem uit te nodigen. Je hebt daartoe minstens evenveel ‘recht’ als ik!