E. du Perron
aan
A.C. Willink
Gistoux, 28 mei 1927
Gistoux, 28 Mei '27.
Beste Willink,
Ik zie met schrik en leedwezen de kansen verminderen op je komst hier in Juni. Ik breng het einde van deze maand te Gistoux door, met het oog op de voeding gratis; maar begin Juni moet ik voor een paar dagen naar Knocke en half Juni voor een week naar Parijs; je zult zeggen dat ik, goed uitgerekend, dan tegen 21 Juni terug zal zijn, en daar is niets tegenin te brengen, maar... zouden de contanten mij dan niet nog méér ontbreken dan deze maand? Je zult het met mij eens zijn dat wij beter doen een nieuwe toevoer van specie af te wachten. Dus, wat denk je van begin Juli?
Ik zend je gelijk met dezen 1 ex. van den romanGa naar voetnoot1., waarop ik je meer dan genoeg heb voorbereid. Officieel verschijnt-i bij Dinger pas 1 Juli, maar ik heb mijn 20 exemplaren alvast verzonden. Je krijgt er een ex. van het Hooglied van Salomo bij, in de vertaling van Renan, die ik in een idiote bui in 15 ex. heb laten drukken.Ga naar voetnoot2.
Je huwelijksbootje vaart natuurlijk in ‘goudovergoten en welriekende wateren’. Het Hooglied zij mijn bruidsgeschenk aan het gelukkige jonge paar. - ‘Mets-moi maintenant comme un sceau sur ton coeur, comme un anneau sur ton bras, car l'amour est fort comme la mort; la passion est inflexible comme l'enfer’Ga naar voetnoot3.... Overweeg die woorden, mijn vriend, door de maagd tot haar bruidegom gesproken!
Tot nader en als steeds je
EdP.