Brieven. Deel 9. 26 september 1920-9 mei 1940
(1990)–E. du Perron– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 324]
| |
Controleur Beynon en de Kangean-eilanden.Met belangstelling heb ik de artikelen over de Kangean-archipel van Controleur Beynon en du P. gelezen. Het deed mij als oud-Kangeanner werkelijk goed mijn hart weer eens opgehaald te heb-ben aan de frissche beschrijving van deze bewonderenswaardige eilandengroep, doch heb ik tegelijkertijd mij helaas een weinig geërgerd, waarde lezers en lezeressen, over de z.g. grootsche dingen, die de Heer Beynon als Controleur van Kangean daar tot stand heeft gebracht. De Heer Beynon heeft niet méér gedaan op Kangean als een gedeelte van het werk van zijn vele voorgangers voltooid. Het ondervolgend artikeltje stelt zich dan ook enkel en alleen ten doel om U allen niet in de waan te doen verkeeren, alsof Controleur Beynon de ontdekker is geweest van Kangean, hij alles op en voor Kangean gedaan heeft. Zoo heeft hij niet zooals de schrijver du P. in zijn artikel, hetwelk Juli 1920 in het Weekblad voor Indië werd gepu-bliceerd, een pier gemaakt, doch slechts de bestaande pier verlengd. Op het lumineuze idee van het maken van een pier was één zijner voorgangers reeds gekomen. Evenmin kan de Heer Beynon zich bogen op den roem, die hem in het laatste Weekbladnummer te beurt gevallen is, n.l. Gouvernements-scholen te hebben opgericht. De noodige voorstellen tot oprichting van de thans voltooide Gouvernements Inlandsche School der 2de klasse te Ardjasa en die te Gajam (hoofdplaats van het district Sapoedi) waren eveneens van de hand van één zijner voorgangers, die, nadat de voorstellen met gunstig advies der Regeering waren aangeboden en naderhand goedgekeurd, werd overgeplaatst. Voor de geestelijke ontwikkeling der jeugdige eilanders werd dus niet door Controleur Beynon alléén zorg gedragen; hij heeft slechts het geluk gehad, dat in zijn tijd met den bouw van eerstgenoemde school begonnen werd. - Van de zóó overvolle scholen in de Controle-afdeeling Kangean heeft echter nooit een Controleur van Kangean last gehad, tenminste niet in werkelijkheid, wèl op papier misschien. | |
[pagina 325]
| |
Verder wensch ik het nog te hebben over de vereeniging: Bârâs Kangean: ‘Kangean gezond’, die eveneens door Controleur Beynon was opgericht. Zeker, nagenoeg de geheele bevolking van Kangean lijdt aan framboesia tropica, waarvoor de Regeering tot voor kort bijna niets of in het geheel niets heeft gedaan of kunnen doen. Toen in 1919 het Neo-Salvarsan met gunstige resultaten als geneesmiddel voor bovengenoemde ziekte was aangewend en alle Bestuursambtenaren waren aangeschreven om in overleg met alle artsen proeven te demonstreeren met het hen ter beschikking gestelde Neo-Salvarsan praeparaat, toen ontstond niet lang daarna Beynon's vereeniging: ‘Bârâs Kangean’ en toen ontstond in geheel overig Indië: niets. De eerste proeven, die onder leiding van den bekwamen arts, den Heer O.L. Fanggidaej, werden genomen, hadden natuurlijk als overal elders verrassende resultaten. Het middel sloeg dadelijk bij de bevolking in, er werden redevoeringen gehouden, reusachtige meetingen vonden plaats en omdat Neo-Salvarsan zoo duur is en de Regeering in principe dit geneesmiddel niet gratis verstrekken kan, heeft Kangean's bevolking de bovengenoemde vereeniging gesticht, die zich hoofdzakelijk ten doel stelt om voor het door haar bijeengezamelde geld, dit wonderbaarlijk geneesmiddel van ‘Kandjeng Goepernemen’ te koopen. De contributie bedraagt ongeveer vijf centen per lid in de maand zoodat men als lid van deze vereeniging kan toetreden voor het enorme bedrag van f 0,60 's jaars. De erfpacht- en concessiejagers, die op de hint in het 2de artikel van den Heer Beynon: ‘Welk een prachtterrein deze eilanden zijn voor het particulier initiatief wanneer duizenden bouw gronds zullen zijn uitgegeven in erfpacht’, zijn toegestroomd en afgestormd, zijn met spoed weer van Kangeans bodem verdwenen en zullen wel niet terugkeeren, vóór en aleer: het arbeiders-, water- en communicatie-vraagstuk voor Kangean zal zijn opgelost, waaraan alle Controleurs van Kangean, niet de Heer Beynon alleen, doch de Heeren Hoedt, Lindhout en Ch. O. van der Plas in het bijzonder, hunne beste krachten hebben gewijd. Oud Kangeanner.
Naschrift We hebben dit artikel geplaatst - natuurlijk! zouden we bijna zeggen, want onze lezers kunnen weten dat wij niemand het recht ontzeggen er een meening op na te houden, welke afwijkt van de onze of die van een onzer medewerkers. Kritiek is | |
[pagina 326]
| |
ons welkom, is ons zelfs zeer welkom, want er blijkt althans belangstelling van onze lezers, van het publiek uit, in dit land, waar belangstelling een zoo schaarsch en dies zoo waardevol artikel is. Bovendien, wijzelven kunnen zoo moeilijk, kunnen eigenlijk in het geheel niet artikelen als die in dit Weekblad werden geschreven over de Kangean-eilanden-groep, op hun juiste waarde schatten: wij missen de kennis van locale toestanden, welke voor een dergelijke schatting onontbeerlijk is. Daarom is deze kritiek ons dubbel welkom: ongetwijfeld zullen onzen medewerkers op deze woorden het antwoord niet schuldig blijven. Maar Oud-Kangeanner vergeet - hij houde ons deze wellicht wat minder prettig aandoende opmerking ten goede - dat de vorm waarin hij zijn kritiek gaf, een zeer gelukkige noch een zeer nobele was; daarvoor verraden zijn woorden teveel wrok, teveel... nijd zouden wij haast zeggen. Waarmee de zaak, die Oud-Kangeanner heet te dienen - die van recht en rechtvaardigheid nimmer gebaat kan zijn. Mogen zij die over deze kwestie nog willen schrijven, zich dit vooral goed voor oogen houden; alleen dan kan het debat iets goeds bewerken. J.V. |
|